Notariele archieven Breda

Notariële en schepenenakten,
gemeente-archief Breda
 
 
Adriaansen, Adriaan, 15
Andriessen, Peeter Corstiaan, 2
Peeter Corstiaen, 2
Willemken, 2
Antonisse, Anthonie Peeters, 15
Antonissen, Adriana Maria, 15
Asten, van Jacques, 23
Backx, R, 2
Bakkers, Hendrik Wouters, 27; 28
Bartolomeeusen, Adriaen, 2
Bavel, van, Adriaen Bartholomeeus, 2
Beckers, Abraham, 12; 13
Abraham Rijnier, 10
Anthony, 12; 13
Johanna, 12; 13
Reijnier, 12; 13
Reijnier Isaak, 13
van Beeck, Peeter, 26
van Beeckx, Peeter, 25
Beeris, Peeter, 18; 19
van Bernage, Perina, 8
Biemans, Arnoldus, 14
Bierhalen, Adriaen, erven, 3
van der Biestraten, 24
Paulus, 24
Blijsacker, Lambertus, 9
Boenders, Cornelis, 6
van Bommel, Cornelis, 10
Willem, 5; 26
Bongers, Jacob Peeter, 19
van den Bosch, Agnes, 15
Bouwens, Anna Maria, 11
Daniel, 11; 12
Dingena Adriana, 11
Johan Babtist, 11
Maria Adriana, 11
Maria Catarina, 11
van Bragt, Pieter, 16
van Breda, Johan Wils, 8
de Bruijn, Jacob, 12
Jan, 6
Buijsen, Henrick, 5
van Burgt, Petrus, 10
Canters, Cornelis Wouter, 4
Casteleijns, Dirck Geeritssen, 6
Jan Geert, 5
Cauwenberg, Peter Jan, 27
Claes, Cornelis, 6
Claessen, Jan, 3
Cloostermans, Anthony, 6
Colen, Arnoud Denis, 18
Catharina, 18
Denijs Wouter, 18
Maria, 18
Michiel, 18
Peeter, 18
Corstiaensen, Neeltken, 2
Corstiaensse, Eeltken, 2
Cortiaanssen, Eeltken, 2
Couwenberg, Antonetta Jan, 27
Peter Jan, 28
Croijzee, Philips Wilm, 11
Cruijt, Balthasar, 6
Denijs, Leonora, 18
van Deuren, weduwe van, 6
Dilis, Jan Cornelis Jan, 22
Dinmans, Jan, 2
van Dongen, Peeter Bartolomeeus, 9
van Dorst, Gijsbrecht, 12
van Egmont, 19
Thomas Pauwels, 19
van Eijck, Cornelis, 18; 19
Erluijcx, Barbara, 6
Filemijn, Petronella, 18
van Galden, Petronella, 12
van Galderne, Johannes, 12
Geerits, Matheus Jacob, 20
Geerts, Anthony, 11
van Ghils, Jan Janssen, 3
Ghilse, van, Johan, erve, 2
van Giels, Adriaen Henrikx, 22
van Gielus, Adrianus Henrikx, 22
van Gils, Adriaan Hendrik, 15
van Ginneken, Adriaen, 14
Cornelis, 14
van Godewijck, Cornelis, 23
van Gorp, Deonisius Gerits, 8
Gowaerts, Jan Wilemen, 8
Haeck, Jan Adriaanssen, 4
Heijligers, Neeltien, 6
Henrickx, Adriaan, erve, 2
Aert Adriaen Cornelis, 2
Henricx, Jan Dingman, 2
van Heusden, Jan Gerden, 8
Peeter, 25
Pieter, 17
Hinnen, Anna Willem, 10
Hoijdonck, Adriaan, 3
Hoijen, Adriaen, 3
Holsmilders, Willem, 15
Houtepen,
Adriaen Peeters, 7
Adriaen Thomas, 6
Adriana Maria Thomas, 9; 14
Bartel Thomas, 17
Barthel onder Thomas, 18
Bartheleomeeus, 17
Bartholomeeus, 18; 19; 20; 21
Bastiaan, 17
Catarina, 11
Catharina Thomas, 14
Christiaan, 15; 16
Christoffel, 22; 23; 24
Conrnelis Peeters, 7
Corstiaen, 18; 19; 20; 21
Corstiaen Thomas, 6; 17
Elisabeth Peeters, 7
Hendrik, 15
Hendrina, 27; 28
Jacobus, 15
Jan, 14
Jan Claassen, 10
Jan Willem, 15
Johanna, 13
Johanna Thomas, 10; 14
Johannes, 14; 15
Johannes Thomas, 14
Maeijken Thomas, 4; 6
Maria Christoffel, 24; 26
Maria Christoffels, 22
Nicolaes Peeterssen, 5
Peeter Peeters, 7
Peeter Peetersen, 3
Peeter Peeterssen, 3
Petrus, 12; 13
Petrus Thomas, 14
Pieter, 15
Stoffel, 25
Thomas, 14
Thomas Adriaan, 2
Thomas Adriaensen, 6
Hoùtepen
Adriaen, 9
Adriaen Thomas, 6
Anthonet Thomas, 5
Anthonius Peeters, 4
Catarina, 11
Christoffel, 25
Corstiaen, 9
Jan Pr, 9
Johan, 12
Maria Christoffel, 25
Peeter Adriaensen, 6
Thomas, 6
Thomas Adriaansen, 2
Hoùtepèn, Jenneken Thomas, 4; 6
Houtepens, Maeij, 4
Huijben, Huijbrecht Corns, 20
Huijbrechts, Huijbrecht, 4
Huijbrecht Corn, 4
Huijbrecht Cornelis, 6
Huijbrecht Corns, 4
Jan, 2
Johan, 2
Huijgen, Jan Anthony, 9
Hulshouts, Anna Barbara Pr, 4
Pr, 4
van Hulten, Peeter Peetersen, 6
Jonas, Peeter, 7
de Jongh, Peeter Jansen, 4
de Kanter, Johannes Peter, 27; 28
Peter Anthony, 27
Kerkwegh, Severeijn, 11
Kleijboers, Adriaen, 3
Knallaert, Andreas David, 11
La Ray, Phillipens, 10
de Laar, P, 9
Lambrechts, Wouter Jan, 4; 6
van Langeleven, Adriaan, 18
van de Langereijt, Antony, 28
van de Langerijt, Anthony, 27
Le Clercq, Abraham, 22; 23; 25
Leenderts, Adriaan Cornelis Fransen, 17
van der Lemmer, Nicolaas, 21
Lenaarts, Gerardt cum suis, 22
Liefermans, Johan, 18
Liefmans, Geerit, 18
Wouter, 10
Lieven, Adriaentien Corn Adriaen, 3
Anneken Corn Adriaen, 3
Heijltien Corn Adriaen, 3
Heijltien Cornelis Adriaen, 3
Heltien Cornelis Adriaen, 7
Jan Corn Adriaan, 3
Maeijken Corn Adriaen, 3
Peeter Corn Adriaan, 3
Peeter Cornelis Adrian, 3
Lips, Aert Jan Peeter, 2
Loeff, Leonardus Lambertus, 12; 13; 15
Lomans, Jacobus, 19
Luijens, Henricus, 23; 24
Machielsen, Corneels Adriaan, 2
Meeussen, Marijns, 15
van Meurs, Johan Adriaan, 28
Johan Adriaen, 27
Michielsen, Cornelis Fransiscus, 16
van Münster, Herman, 21
van Naarden, Harman, 25
van Nederven, Johan, 2
Nedervens, procureur, 6
Oldenborgh, Cornelis, 12; 13
van Oosterhout, Wouter, secretaris, 2
van Opstal, Jan, 4
Oukoop, Andries, 15
van de Ouweland, Gerardus, 12; 13
van de Pas, Lambrecht Robbrechsen, 3
Peeters, Corstiaen Jan, erven, 2
Lambrecht Jan, 21
van Peeters, Corstiaen Jan, 2
de Poort, Zacharias, 17
de Poot, Zacharias, 19
Prasers, Geraerd, 4
Geraerdt, 23
Prassers, Geraat, 24
Princen, Geerard, 10
van Renesse, Carel, 19
Rietbergh, Jan, 26
van Rijckevorssel, Cornelis, 20
van Rijkevorssel, Jacob, 9
Roelants, Johannes Hendrikus, 12; 13; 14
de Roij, Adriana Geeraerts, 25
Adriana Geerten, 26
de Roije, erfgenamen, 22
Rombouts, Adriaan, 19
de Rooij, Wijnant, 17
Roovers, Johan, 18
van Rukven, Adriana, 9
Rules, Johanna, 14
Maria, Cornelis, Elisabeth, 14
Rullens, Johannes, 11
Scheurders, Adriaen Cornelis, 22
Schrauwers, Wouter Adriana, 11
Servaessen, Jan, 11
Servies, Martijen, 23
Martinus, 24
Smits, Francois, 17
Snellen, Pieter, 11
Spapen, Jan Corn, kinderen van, 3
Peeter Corn, 3
van der Sticht, Willem, 19
Swaen, Anthonis, 7
van den Swinte, Willem, 17
van Teteringe, Aert Henricx, 3
Thielen, Gerit Jan, 18
Tilburg, van
Anthonij, 4
den Tingiters, Franchoijs, weduwe, 3
Verhaagen, Geerit Marcelis, 18
Verhaere, Jan Bernaerts kinderen, 25
Verhaeren, Paulus, 25
Verhaert, Catharina, 23
kinderen van Jan, Adriaen, Peeter, Paulus, Geraerdt, Jenneken en Maria, 23
Verharen, Maria, 26
Verleg, Artus, 25
Verlegh, Arthus, 23
Artus, 25
kinderen van Pr, 25
Peeter, 22; 24
Peeter Willem, 26
Petrus, 22
Willem Jan, 25
Willem Janssen, 24
Vermeulen, Adriaen Cornelisse, 2
Paulus, 15
Verolmen, Jacobus, 22
Vervoort, Adriaen Janssen, 4; 6; 19
Jan, 4
Ts Boonaert, 26
Vingerhoets, Johanna Maria, 15
Vos, de, Bella, 12
Vroet, Adriaen, 19
Vroom, Geerden, 3
Waalwijk, Stephanus, 15
Wesers, Dingeman, 6
van Wijck, Paulus, 20
de Wijse, Cornelis, 20
de Wijze, Cornelis, 5
Wouters, Denijs, 17; 19; 21
Denys, 17
Zwaans, Jacobus, 21
 

GAB, N134, a.51, 27-01-1657

  • Getuigenverklaring op verzoek van Thomas Adriaenssen Houtepen inzake de betaling van een aantal eikenbomen aan Stoffel Cornelis Emmen.
Compareren ende Willem Anthonis Aartsen, woonende tot /Oisterhoudt, Jan Stoffel Embrechts rekenende ten Rijen, / Laurijs Anthonis Pietersoons woon(ende) tot Steenoven, ende / Jan Jan Canters, oock ten Rijen woonende, welcke drije ierste compa(rante)n // ten versoecke van Thomas Adriaenssen Houtepen hebben verklaert / wel te weten ende den vierden comp(ara)nt verstaen te hebben dat den / selve Houtepen, voldaen ende betaelt heeft, dat oock bij de erffgen(amen) / ghiften ontvangen ende berekent sijn, nu omtrent ofte meer / als 23 jaren geleden, sonder een precciese tijt onthouden te / hebben, alsulcke cooppen(ningen) van opgaende eijckeboomen, als den / verS Houtepen, aende erffgenaemen van Stoffel Cornelis / Emmen schuldigh is geweest alsulcke bomen gestaen / hebben te Rijen voorS sulcx hij Houtepen diesaengaende / niet meer te schuldich is ofte met regt kan werdden / gemaent, Eijndende de deposanten daermede henne / verclaeringe, consenterende ende aldus erkent ende gedeponeert / binnen de verS stadt Breda den 27e Januarij 1657 / ter presentie ende overstaen van Johannes Turcq / ende Anthoni Werner van Castel, clercken ten comptoire / mijns, notaris, als getuijgen /
Hantmerk gestelt + bij Willem Anthonis / Jan Stoffelen den Boer indt Houdt /Laureijs Anthonis Peeters / Jan Jan Canters / Qoud attestor Beeris nots Publ
 
 

GAB, N.142, f.303, 05-05-1665

  • Minnelijke schikking van het proces tussen Jacques van Asten, als curator van de erfgenamen van Adriaen Verelst, en Peeter Verlegh inzake de zakelijke lasten drukkende op het Slot Bruheze te Baarle Nassau.
Alsoo questie en geschil geresen is tusschen Jacques / van Asten als curateur van den sterfhuis van  wijlen d’heer / Adriaen Verelst in sijnen leven schouteth van Alphen, Baerle  / ende Chaem ter eenre ende Peeter Verlegh woonende ten / Rijen ter andere sijde, annopende den Coop van seker slotje / ende erve genaempt Bruhese, gestaen en gelegen tot / Baerle Nassauw te Loveren en dat het geschapen was / dat parthijen meer oncosten ende ruzie ter saecke van de coop / voorS malcanderen souden aendoen in cas van reformatie / daer het selve proces gedevolveert was ventilerende etc / indecies hangende, soo sijn parthijen door tusschen / spraecke van goede mannen verdraegen ende metter minne / overcomen bij forme van transactie ende op den voet ende / manieren nabeschreven, te weten
dat Peeter Verlegh den coop / van t’ voorschreven slotje ende landerijen sal hebben ende / behouden op den lasten ende servituijten die bij die van  / Thoor daer op gepretendeert wert ende andere daertoe / specterende ende daer op met recht verhoogt ende uijtgaende / ende ten deele hem Verlegh aengenoempt bij de conditie / van vercoopinge daer van sijnde sonder meer, midtsgaders /ende specialijck op dat last van den rente die de Pastor / ofte capellaen van Baerle daerop soude mogen heffen, / wesende omtrent drije lopen rogge salvo justo, behalve / die sesthien veertelen roggen t’Sjr in der vercoopinge/ aen gent ende derhalve is voorwaerde dat de rente van / twee veertelen roggen t’Sjr nu nieuwelijkcke geadiudiceert / aen Cathelijn van Doorn Beggijntje
Item alle andere / rente die des naermaels souden mogen opcomen sullen wijder / gedraegen ende affgequeten aen de sijde van Sr Jacques // van Asten qte qae, waer voor den selven Sr Jacques / van Asten in eijgen name sich bij desen bekende te / constitueren tot borge ende als eijgen ende principaele / debiteur onder de renunchiatie als naer rechten,
dies in  / conditie dat den voorschreven Peeter Verlegh ter saecke van de coop / beschreven sal betalen aen de voorschreven Van Asten qualitate qua ofte / sijne recht ofte actie hebbende de somme van  / twaalff duijsent tweehondertvijftich Rgl ende dat / contant ende in gereeden gelden, waermede den voorschreven / processe ter saecke deser gemoveert sal sijn doot, aff ende te / nietten,
welverstaende dat den voorS Peeter Verlegh daermede / ontslaet ende libereert de borgen voor de gepretendeerde / servituijt ende voor het gepretendeert fide commis gestelt / aen de persoonen vande voorS Jacques van Asten, aende wde ende / de erffgenamen van Sr Adriaen van Asten, aen Sr / Adriaen Hendricx van Gilsen, en aen Jan ende  / Peeter van Barbiers, sulcx dat hij Peeter Verlegh ter / saecke van dien noch tegens de Borgen, noch tegens den / voorS curateur ofte erffgenamen van wijlen d’heer / Adriaen Verelst geen actie, guarand off regres en / behoudt in eenige manieren,
stellende Sr Willem Verlegh / ende Christoffel Houtepen hun tot Borgen elck als / principael ende in solidum voor de voldoeninge deser / geloofde Cooppenningen contant als voor met conditie dat de / costen in alle respective processe gevallen hoedanigh die / sijn blijven gecompenseert
uijtgenomen dat  Peeter / Verlegh sal betaelen de costen van executie gevallen / op  de vercoopinge van de erffgoederen onder Ghilse ten Rijen / gelegen ende daer tegens sullen de kinderen van de heer // Verelst dragen de costen  die gedaen sijn op de / executie vant slotje ende erven tot Baerle voors, de costen / op gisteren geresen ende als heden te gerijsen sullen door / parthijen worden betaelt halff ende halff
Voorts is / conditie de huere die Sr Adriaen van Grinsven op de  / erven van Loveren pretendeert sal van nu aff uijt sijn, midts dat den / selven van Grinsven sal trecken het gewas van desen aenstaende / saisoene voor soo wel als jegenwoordich besaijt is, ende/ sal Peeter Verlegh betaelen de renten ende lasten ende daertoe /een Oxhooft wijn ofte vijftich Rgl,
ende verklaerde / den curateur voorS Jacques van Asten als oock den / joffrouwen Verelst  hier present ende dese onderteeckent / hebbende, dat uijt de geloofden cooppen(ningen) den costen van / recht aen de heere Advocaet Johan van Laerhove ende den not(ari)s / procureur Johan Beris sullen werdden voor alles voldaen / ende betaelt ende de overige penningen bij den principalen / debiteur ofte den borgen sullen werdden betaelt aen / de heer Peeter van Beecke op reckeninghe ende / in minderisse van sijns heere van Beecks pretensie / die hij ten laste van de erffkinderen Verelst is hebbende / en den curateur ende den kinderen / Verelst daer aen verklaren te transporteren bij desen / en sal hen met behoorlijcke blijck van quitantie tot / betaelinghe strecken,
Tot voldoeninghe ende naercominghe / van welke beschreven conditien de respective comparanten / verbinden ende obligeren henne goederen ter subjectie van alle  / Heere Hove Rechten ende Rechteren, namptisatie ende voldoeninge / van alle condictien ende oppositien voorgenoemt sonder  / argelist.
Aldus gedaen ende gepasseert binnen de voorS stadt / Breda op Dijnstdach den vijffden Maij xvi ende  / vijffentsestich, ter presentie ende overstaen van Sr // Johannes van Rotterdam, notaris tot Tilburg, ende Johan van / Bergen, notaris alhier tot Breda, als getuijghen van geloove / daertoe versocht ende gebeden
J. van Asten
Willem Janssen
Anna Helena Verelst
Catharina Verelst
Sr Petrus Verlegh
Stoffel Adriaensen Houtepen
Adriaen Griensven
J. van Bergen 1665
J: van Rotterdam testi 1665
Quod Attestor
Joh: Beeris
 
 

GAB, N.142, f.306, 05-05-1665

  • Peeter Verlegh verklaart als echtgenoot van Maria Christoffel Houtepen aan Johannes van Rotterdam een bedrag van  ƒ 150,00 schuldig te zijn in verband met de aankoop van goederen binnen Rijen.
Compareerden voor mij etc ende [onleesbaar] / Sr Johannes van Rotterdam notaris [onleesbaar] / tot Tilburg ter eenre ende Peeter [onleesbaar] / Verlegh ter andere zijde, ende bekende [onleesbaar] comparant, dat hij van coop van de goederen binnen  / Rijen gelegen bij hem metten brandeken kers gecoght / op desen letsten meert 1665 renuncieert ende erffgoet [onleesbaar] behoeve van Peeter Willemsen Verlegh, tweede comparant / in desen sulcx dat de goederen voorsch sullen sijn ende / blijven in den boecken ende eijgendom van Maria Christoffel / Houtepen ende den tweede comparant als man ende  / momboor van selve Maria Houtepen, waervoor den / tweeden comparant aen eersten comparant / sal betaelen de somme van  / eenhondert ende vijftich gulden ende dat ten respectev / van vercorten deboursement en verteringe ende / andersints ter sententie? van in coop van voors / goederen gedaen ende geleden is noch verconditioneert dat / den voors tweede comparant / sal betaelen den hondersten ofte vijftichtsten oft andere / penningk daertoe het lant soude mogen gerechtigcht / sijn sonder dat de eersten comparant inde / betaelinge van hondertsen oft andere pennincen / eenichsints gehouden oft verschult is, nemende den tweede / comparant tot sijn lasten ende perijckel het / aengaende (bij aldien des behoort) mitsgaders het / betaelen van voors gerechte schaden daer van hij tweede / comparant verstaet hem eersten comparant / te sullen indemneeren costeloos ende schadeloos houden / alsoock van boeten soo daer eenige mochten comen / te vervallen, voor het voldoen van welcke betaelinge / ende indemnatie Willem Janssen Verlegh ende  / Christoffel Houtepen elck een als principael / ende insolidum hen stellen tot borgen, onder renunchiatie van de benefitie ordinis divisionis et / execussionis hen houdende van de effecte van dien wel / onderricht, Aldus gedaen ende gepasseert binnen / Breda den 5 meij 1665 ter presentie van Jan Claessen Fraijs Laeckencooper ende  / Hijeronimus van Kerckhoven als getuijgen.
 
Willem Janssen Verlegh
Stoffel Adriaensen Houtepen
Jan Claessen
Peeter Verlegh
J. v. Rotterdam
H. van Kerkckhoven
Quod Attestor
 
[In de marge:]
Den 9e [] 1666 ontfangen van Christoffel Houtepen {onleesbaar] / van Rotterdam den resterende vijftich  Rgl [onleesbaar] / Joh: Beeris
 
Beken dese boven / staende somme van  / vijftich gulden / door handen van Nots / Johan Beeris ten / danck ontfangen te  / hebben ende dat in volle / voldoeninge van  / dese neffenstaenden / contract T’oirconde / actum Breda 19 en /t’elf 1667
 
 

GAB, N157 a208, 08-08-1662

 
  • Adriaen Thomas Houtepen treedt op als getuige bij een openbare verkoop
Opte 8e Augustij 1662 geseten voor de derdemael / in de herberge vant’ Leeuwken opt Gasthuijseijnde / alhier, soo heeft Jan Stoffel Adriaen Anver desse / stede de bate volgens dese conditien noch / verhoocht mette somme van eenhondert ca(ro)l(us) gul(den) / opde conditie dat den verhooger sal genieten / ende profiteren een derde part van den / verhoochde hondert gul alles in ghoede trouwen / ten dage voorS, borgen in desen Johan / Schellekens ende Hendrick Panaer Vermeulen / schepenen der heerlijckheijt van Ghils van den / Rijen in presentie van Pr Davidt Schooch ende / Adriaen Thomassen Houtepen als getuijgen /
Jan Stoffel Adriaenssen van den Avoirt /
Jan Barthelmeeus Schelckens /
Hendrick Embregs Vermeulen /
Dav: Schoochs /
Adriaen Thomas Houtepen /
Present als schoolhouwder / H. van den Couwenbergh nots publ 1662
Staet alnu den / bate van 3301 gul / St 12 voor den armen deses / buijten gegeven aenden schepen / Jan Schellekens voor den [-]

 
GAB, N.183 f.188, 27-10-1671

  • Henricus Luijens verklaart als echtgenote van Catharina Verhaeren en als voogd van de kinderen van Jan Bernaert Verhaeren van Arthus Verlegh en Christoffel Houtepen ontvangen te hebben een bedrag groot negenhonderdvierentachtig gulden zeven stuivers en twee oort, ter gedeeltelijke aflossing en betaling van rente van een geldlening groot vijfduizend tweehonderd vijftig gulden en geeft hiervoor volmacht tot royement.
Op heden den 27 october 1671 comp(areer)de / voor mij, Geraerdt Prasers, als openbaer / notaris bij den Ed. Mog. Rade van Brabant in / 's Gravenhage geadt tot Breda residerende / ende de getuijgen naergenoemt, de heer Henricus / Luijens, Doctor in de medicijnen alhier, / als getrout hebbende juffe Catharina Verhaeren, / mitsgaders als voight van de naergelatene / kinderen van Sr Jan Bernaert Verhaeren, / bij name Adriaen, Peeter, Paulus, Geraerdt / Jenneken en Maria Verhaert, denwelcke / in dier qualiteijt bekende alnu ontvangen / te hebben van Sr Arthus Verlegh, als / voight en Christoffel Houtepen, als / toesiender van de weeskinderen van / Sr Peeter Verlegh, verweckt bij Maria / Christoffel Houtepen, de somme van zeven / hondert vierentachtentich guldens zeven / stuijvers twee oort, boven alsulcke / tweehondert guldens als hij heere / Luijens voor dese alnogh (soo hij bekent) / heeft ontvangen, maeckende deselve / twee sommen t'samen negenhondert ende / vierentachentigh guldens seven stuijvers / twee oort ende dat ter sake en inde voldoeninghe / van drije jaeren intreste van vijff duijsent / twee hondert en vijftigh guldens capitael, / hem heere Luijens in qualiteijt­ voorschreven // competerende in de somme van twaelff / duijsent guldens capitael daer van de / wederhelft competeert d'heer Pieter / van Beeck, sijnde de voorS interest / gerekent tegen ses guldens en vijf stuijvers / per cento s'jaers vervallen in de 6e meije / 1669, 1670 en de 6e meije 1671 inclusive, van / seeckere schepenen­schultbrief, gepasseert / binnen Baerle voor de Ouden Hove aldaer / op den 28e augustus 1665, ende elders / waer mede absolutelijcke ende ten volle / de interesten volgens de voorS schult / brieven sijn voldaen ende betaelt tot der / 6e meije 1671 voorS,
Ende belooft / den voorS heere Luijens voor allen / nacomeninghen aengaende t'gene voorS / altijt te caveren onder verbant als / naer rechte Ende, alsoo de voorn heere / Luijens no(mi)ne uxoris in t'voorS capitael / van vijf­duijsent tweehondert vijftigh gulden [marge: is competerende / soo over sijn / contingent een / sevenste paert / sijnde eenhondert /en vijftich guls] / soo bekent hij heere Luijens bij desen, / dat selve sevenhondert en vijftigh gulden / bij de voorS Arthus Verlegh en Christoffel / Houtepen, in qt alsvoor nu aen / hem heere Luijens sijn voldaen soo / dat [marge: metten intrest / van drije t'sedert den / voorS * / * / * tot / desen drije toe / daer * / de vijff guldens] voorS capitael van vijfduijsent / tweehon­dert en vijftigh gulden nu maer / is ende blijft vierduijsent vijfhondert / guldens. Beloovende hij heere / Luijens binnen de tijt van ses eerstcomende / weken de cassatie in reguarde van den / voorS ontvangen 750 fl. capitael binnen / Baerle inden Ouden Hove voorS en / voorts binnen Breda, Dongen en alwaer / d'enige goederen van Pr Verlegh salr, / Christoffel Houtepen verS ende wijlen Willem / Janssen Verlegh souden mogen zijn verbonden / te laeten doen
Tot dijen eijnde constituerende / dien van de respe schepenen ter plaetsen //der onder eenige goederen soude mogen wesen / verpant ofte verhypothequeert ende in cas / hij heere Luijens de voorS cassatie binnen / der voorn tijt niet quam te doen soo / authoriseert hij mij, Nots voorS, bij desen, / omme bij manquement alsvoor in sijne / name tot vermanen van vorS Verlegh / en Houtepen de voorS cassatie en doodinghe / te bevorderen en effecuteren en de geconstitueerden / heer en resp(ectiv)e schepenen daertoe draste­lijcke / te versoecke, geloovende de voorS heere / Luijens in sijne verS qt alles te hebben en te houden / voor goet, vast en van weerden onder / verbant alsvoor en naer rechte, houdende / hij heere Luijens in sijne reguarde no(mi) uxoris / voorS hem gecontenteert van sijn pretensie. /
Aldus bekent, belooft en gepasseert / binnen Breda, ten dage als vooren, ter / presentie van de heere en mr Paulus van der / Biestraten, advocaet, residerende tot Oosterhout, / en Martinus Servies, borger en weert in Den Drijehoek / alhier, als getuijgen hiertoe versocht, die / dese benevens den voorS heere comparant / Luijens en mij Nots voornt mede hebben / onderteekent  /
H. Luijens Med. Doc., P. vBiestraten, Martin Servies, Quod attestor, Prasers Not. Pub.
 

GAB, N.183 f.213v en 214, 21-05-1672,

  • Henricus Luijens, als voogd over Paulus Verhaeren, verklaart een bedrag groot zevenhonderdvijftig gulden te hebben ontvangen ter gedeeltelijke aflossing van een geldlening groot vierduizendvijfhonderd gulden tot zekerheid waarvoor door wijlen Willem Jan Verlegh en Stoffel Houtepen namens de kinderen van wijlen Peeter Verlegh hypotheek is gevestigd op het slot Bruheze te Baarle Nassau, op een pand in Breda en een pand in Gilze.
Op heden de 21 mey 1672 comp. voor/ mij, Geraat Prassers, openbaar notaris / ende getuijgen naergenoemt d'heer / Henricus Luijens, doctor in de medicij­nen / alhier als voight van Paulus Verhaeren / ende bekende inde qt. (-) / mindernisse  van het capitaal van vier / duijsent vijfhondert Rg. alsnoch hypo / thequeert op het Slot genaemt Bruhese onder Baerle toegecomen hebben de kinderen van Pr. Verlegh Sal.r / ende op d'een anderer pands onder Breda / soo tot Gilse (-) gelegen / bij Willem Jan Verlegh Salr. ende / Sr. Stoffel Houtepen respective tot / verseeckeringhe en borgen het op heden / ontvang­hen te hebben het (-) Artus Verlegh(-) voight van kinderen van / voorn. Peeter Verlegh de somma van / sevenhondert en vijftig guldens Ende / voorders de somme van eenhondert ten (?) / (?)zestien (?) vijftien Rgl. ten (-) van den / jaerinterest van voorS. vierduijsent / vijfhondert guldens int geheel / vandien tergene(?) (-) per conto / op de laatste daghe van meij 1672 AD / geloovende de Heere tamet teneijnde de voorS. ontvangen 750 capitale / alsmet voor de rechtg(?) de goederen verbonden sijn...etc.(214 idem (?))   NOGMAALS INZIEN EN KOPIEREN
 

GAB, N. 185 f.2, 09-02-1677

  • Getuigenverklaring over Corstiaen Thomas Houtepen en Huijbrecht Corn Huijbrechts.
Op heden den 9e Februarij 1677 compareerde / voor mij Geraerdt Prasers als openbaer / notaris ende de getuijgen naergenoemt / Peeter Peeter Vrancken, woonende op / Cleijn Oosterhout, rechten geciteert / sijnde (soo hij bekende) door den roeijdrgaer / Marchelis Verstegen om der waerheijt / getuijgenisse te geven, de welcke dienvolgen(de) / ter instantie ende versoecke van Huijbrecht / Corn Huijbrechts woonen(de) ten Rijen onder Gilse / op sijne vekomen waerhijet en vromicheijt, in / plaetse van eede, den selve t’allen tijde des / noot versocht sijnde presenteren(de) te doen / heeft verclaert, getuijght ende gedeponeert / waerachtich ende hem deponent noch / wel kennelijk ende indachtich te sijn, / alsdat geleden nu omtrent tusschen de ses / ende seven jaeren, Corstiaen Houtepen / woonen(de) ten Rijen, (met dewelcke hij deponent / dickwils ginck ende staet als thans vooght/ ende toesiender sijnde van t’weeskindt / van Jacob Pr Vrancken) hem deponent / verhaelt heeft gehadt, dat den / voorn(oemde) Huijbrecht Corn Huijbrechts requirant / in desen alsdan hadde gecocht van Jan / Adriaen Dingemans, woonende (doorgehaald: ten Rijen) / tot Teteringen veerthien hamel / lammeren, ende dat voor drije gulden / twaelff stuijvers ieder hamellam / ende dat hij Corstiaen Houtepen daer bij / aen en present was geweest ende den / selven coop hadde helpen doormaecken, / verclaerende voorts den voorn deponent / dat den voorS Huijbrecht requirant in desen / met hem deponent tot verscheijde / reijsen betijden heeft gehandelt / ende / gecoopmanschapt, ende dat hij hem/ deponent in alles heeft gedaen // volgens contentement, soo gelijck een / eerlijck man behoort ende toestaet te doen / Aldus verclaert getuijcht ende gepasseert / binnen Breda, ten dage als boven ter / presentie van Anthonij Peeters van / Goirberch, woonen(de) tot Bavel onder / Ginneken, ende Adriaen van de Broeck, clercq / mijns, notaris, als getuijgen hier / toe versocht, die dese benevens den verS / deponent en mij notaris voornoemt / mede hebben onderteeckent /
Peeter Peeter Vrancken / Dit hant+merck is gestelt / op den voorS Anthonij Pr van / Goirberch / Avd Broeck / Quod Attestor Prasers Nots Pub copie acte
 

GAB, N. 185 f.2v, 12-02-1677

  • Getuigenverklaring over Corstiaen Thomas Houtepen en Huijbrecht Corn Huijbrechts.
Op heden den 12e Februarij 1677 compde / voor mij Geraerdt Prasers als openbaer / notaris ende de getuijgen naergenoemt / Peeter Jan Thielen, woon(ende) ten Rijen / dewelcke ten versoecke van Huijbrecht / Corn Huijbrechts, woonen(de) ten Rijen voorS / (naer voorgaende rechtelijke citatie / aen hem door den roeijdrager Marchelis / Verstegen gedaen om der waerheijt / getuijgenisse te geven) op sijne [-] / waerhijt ende vromicheijt, in plaetse van / eede, den selve t’allen tije des noot  ende / versocht sijnde presenteren(de) te doen, heeft // verclaert, getuijcht ende gedeponeert, waer/ achtich ende hem noch seer wel kennelijck / te sijn, alsdat geleden nu ontrent tusschen de / ses ende seven jaeren, de voorn Huibrecht Corn / Huijbrechts reqt in desen gecocht hebbende / van Jan Adriaen Dingemans, woonen(de) tot / teteringen, veertien hamel lammeren, ende / hij Huijbrecht benevens Corstiaen / Houtepen (doorgehaald: die [-] coop van / deselven hamel lammeren was present / geweest) hem deponent mette voorS / gecochte hamel lammeren ontmoetende / ofte tegencomende inde Heijde tusschen / Ceters ende de Vijff Eijcken, heeft hij deponent / den voors Huijbrecht Corn Huijbrechts / ende Corstiaen Houtepen (die int intrecken vande / coop van deselve hamel lammeren was / present geweest) gevraeght als oock noch daer / naer aen hem beijde, ten huijse van vern Huijbrecht / hoeveel de voorS hamel lammeren / costen, waerop sij beijde, te weten de voorS / Huijbrecht ende Houtepen seijde ende / verclaerden, dat die costen drije guldens / twaelff stuijvers het stuck, alles soo / den deponent verclaerde, gevraecht / ende gehoort te hebben, Aldus verclaert / getuijght ende gedeponeert, binnen Breda / ten daege als boven ter presentie van / Jan Vervoort borger ende brisantier? alhr ende / Adriaen van de Broeck, clercq mijns notaris, / als getuijgen hier toe versocht, die desen benevens / den voorS deponent en mij notaris voornoemt / mede hebben onderteeckent //
 

GAB, N. 185 f.3v, 16-02-1677

  • Getuigenverklaring van Corstiaen Thomas Houtepen over Huijbrecht Corn Huijbrechts.
Op heden den 16e februarij 1677 compde / voor mij Geraerdt Prasers als openbaer / notaris ende de getuijgen naergenoemt / Corstiaen Houtepen, woonen(de) ten Rijen onder / Ghilze, den welcke (naer voorgaende / rechtelijke citatie door den Roeijdrager / Adam Adriaenssen bij hem gedag(vaart) om der waerheijt / getijgenisse te geven) ter potantie ende versoecke / van Hijbrecht Corn Huijbrechts, woonende / ten Rijen onder Gilse voorS op sijne [-] / waerheijt ende vromicheijt in plaets van eede / den selve t’allen tijde desnoot ende versocht / sijnde presenteren(de) te doen, heeft verclaert, / getuijght ende gedeponeert, waerachtich / ende hen nogh wel kennel(ijk) ende indachtich te sijn, / dat geleden nu ontrent tusschen de ses ende / seven jaeren, den voorn(oemde) Huijbrecht Corn / Huijbrechts, requirant in desen, heeft / gecocht gehadt van Jan Adriaen Dingemans / woonende tot Teteringen, veerthien / hamel lammeren ende dat (in de marge: in beisijns? / deponents beter / onthout, ende / instaend is off / beter wetende) voor drije / guldens twaelff stuijvers ieder hamel lam / redenen van wel wetenschap albegerende / den voorn deponent, dat hij (doorgehaald: int beding) / ten tijde van het bedingen ende coopen van de  / voorS hamel lammeren ten huijse van(de)  / voorn(oemde) Jan Adriaen Dingemans tot Teteringen / voorS is bij aen ende present geweest / ende den voorS coop heeft helpen / doormaecken (doorgehaald: ter somme van drije guldens / twaleff stuijvers ijeder hamel lam) / alsvooren, Aldus verclaert, getuijght / ende gedeponeert binnen Breda, ten dage als / boven, ter presentie van Jan Vervoijrt borger ende / senfmaker alhr ende Hendriken van(de) Broeck, clercq / mijns notaris, als getuijgen hiertoe versocht, / die dese benevens den verS deponent en mij / notaris voornoemt mede hebben ondert(ekend) /
Corstiaen Thomas Houtepen /
Jan Vervoort /
Quod Attestor
 

GAB, N.185 f.44v,  06-09-1677

  • Getuigenverklaring van Anthonius Peeters Houtepen inzake het verpanden van enkele koeien.
Op heden, de sesten september 1677, / compareerde voor mij, Geraerdt Prasers, / als openbaer notaris etc. ende de / getuijgen naargenoemt, Anthonis / Peeters Hoùtepen, woonen(de) ten Rijen / onder Gilse, out (soo hij seijde) ontrent  / 39 jaeren, den welcken ter instantie ende / versoecke van Huijbrecht Corn Huij­brechts, / woonen(de) aende Vijff Eijcken ten Rijen onder / Gilse voorS, op sijne manne waerheijt / ende vromicheijt, in plaetse van eede de / selve t'allen tijde desnoot ende versocht / sijnde, presenterende te doen, heeft verclaert, / getuijght en gedepo­neert, waerachtigh / ende hem noch seer wel kennelijck / en indachtigh sijn, dat geleden nu / tusschen de ses ende seven jaeren / (onbegrepen nochtans den precisen tijde) / ten dage als wanneer seeckere koebeesten / van Peeter Janssen de Jongh, woonende / tot Molenschoth, weegens Cornelis / Wouter Canters, gewoont hebbende / tot Dorst, door de roeijdragers der / stadt en lande van Breda, zijn affgepant / geweest, hij deponent is geweest / ten huijse en herberge van voorn Huijbrecht / Corn Huijbrechts, Rqt in dese, dat / alsdoen ende ter wijle hij de deponent aldaer / was ende dronck, aldaer ten huijse gecoomen / is te peert Corn Janssen de Jongh, / woonen(de) tot Molenschot voorS, seggende / tegens de Reqt, dat de huijsen van / voorn Peeter Janssen de Jongh t'sijne / huijse hadde geweest ende hem Cornelis / versocht, dat hij den requirant soude / adverteren ende bekent maecken alsdat / voorn Corns Wouter / Canters hadde doen affpanden ende / executeren de beesten vande voorn / Peeter Janssen de Jongh waer op den / requirant tegens den voorn Corn / Janssen de Jongh seijde, dese woorden / in substantie: worden de beesten ge­pant // ofte niet gepant, ick heb daer niet / mede te doen, heeft Van Vorssel (denoterende / daer mede Corn Janssen van Vorssel, Pro(cureu)r / tot Oosterhout) den outste brieven offt / outste recht niet, dat moet hij weten, / verclaerende wijders den deponent / voornoemt, dat een weijnich tijts daer / naer toe, den voorn Corn van Vorssel / ten peert gecomen is, bij t'huijs van Reqt / (die nevens hem deponent ende / den Corn Janssen de Jongh binnen sijn / huijs inde keucken bij den heijrt off vreijcet? / sat) ende den voorn Van Vorssel, sittende / te peerde ende met een geerdeken cloppende / tegens t’scgelke boven de deure, is daer / op den Reqt uutte keucken vooraen de / deure gegaen bij den voorS Van Vorssel, / versoeckende den selven Van Vorssel een gelas bier, / als wanneer tegens de selven Van Vorssel / wordende verhaelt / het affpanden der gemelte beesten, heeft / Van Vorssel gevraeght , wie dat hadde / laeten doen, daer op den voorn Corn / Janssen de Jongh antwoorde en seijde dat dat / Corn Wouter Canters / waernaer den voorn Van Vorssel / den Reqt in desen heeft gevracght gehadt / off hij naer de voorS beesten wilde / rijden waer op den requirant / hem Van Vorssel antwoorde en seijde / dat hij het hem niet en moeijde, dat hij / Van Vorssel mochte doen, soo als sijne / raedt gedraeghen [marge: ende indien hij / requirant / sijn borchtocht / soude moeten / voldoen, dat / t’selve voor / sijn derde paert / was maer / vierentwintich / guls], vragende alsdoen / hij Van Vorssel weijder, waer de voorS / beesten waeren, daer op den voorn Corn / Janssen de Jongh tegens hem Van / Vorssel seijde, sij sijn tegenwoordich / tusschen Molenschoth ende Dorst, indien / ghij nu soo voort rijdt, soo sult ghij de / beesten ontrent de Dortschen Cappel / vinden ende hij Van Vorssel / vraegende waer Dorst lagh, ende / den Requirant daerop tegens hem Van / Vorssel seggende, dat hij als een Oosterhouts kindt // geboren sijnde, soo wel als den / Reqt wiste waer dat Dorst / gelegen was, is daer op hij Van / Vorssel wegh gereden, voorts / verclaert den deponent dat ontrent / een halff quartier ure naer t’voorS / gepasseerde, den voorn Corn Janssen / de Jonge eerst des Reqts / huijsvrouwe, sijne suster, ende daer / naer mede den Reqt heeft gevraeght / gehadt, off hij eens wilde narijden / om te sien hoe het met de voorS / besten soude aff loopen, ende / den Requirant daer op seggende / dat hij sulcx wel mochte lijden ende / dat hij Corn Janssen de Jonge hem / requirant daer van eens tijdinge soude brengen, is daer op den selven / Corn Janssen de Jonge naer Dorst / toe gereden ende weder komende / ten huijse van de Requirant seggende / tegens den requirant ten bijwesen / van hem deponent dat Van Vorssel / voornoemt, met de roeijdragers / hadde gesproken, dat sij lieden int / eertse t’samen eenige woorden hadden / nu ende int lesten de hooffden bij een / staken, sustinerende ende seggende / hij Corn Janssen de Jonge, dat het / als een volck was, Alles soo den / deponent verclaerde gesien en gehoort / te hebben. Aldus verclaert, getuijght / ende gepasseerdt binnen Breda, ten dage / als boven, ter presentie van Jan Vervoort, / borger en busmaker alhr, ende Jan / van Opstal, woonende inde Molestraet, / beijde als ge­looffweer­di­ge getuijgen/ hiertoe versocht, die dese benevens / den voorS deponent ende mij, notaris voornoemt, mede hebben ondert.
Anthonis Peeter Houtepen
Jan Vervoort
Jan van Opstal
Quod Attestor Prasers nots pub Acte in copije
 

GAB, N.190 f.95, 01-05-1674

  • Adriaen Thomas Houtepen als “gewezene armmr te Rijen”  geeft samen met Peeter Janssen Timmermans een getuigenverklaring inzake het bewonen van het armenhuis te Rijen door dominee Mispelblom.
Op heden den eersten meije 1674 / comp(areer)den voor mij Gerard Prasers / als openbaer Nots ende den getuijgen / naergenoemd Peeter Janssen / Timmermans de Jongh, schepen tot Gilse / ende Rijen, ende Adriaen Thomas Houtepen, / gewesene armmr ter Rijen voorS, / de welcke ten versoecke van  /Jan Bartholomeeus Schellekens, / woon(ende) ten Rijen voorS, in proces staende / tegens Do: Mispelblom, op hen lieden / manne waerheijt ende vromicheijt in/ plaets van eede den selve t’allen / tijde des noot ende versocht sijn(de) / presenteren te doen, hebben verclaert / getuijght ende geaffimeert / waerachtich ende hen lieden noch secer / wel kennelijk ende indachtich te sijn / alsdat den voorS Do: Mispelblom / eenige jaeren geleden, binnen Breda / predickant sijnde, ende aldaer / woonende inde Nieustraet, bij hen / deponenten bij sekere occasie / heeft verthoont een acte van / sijn Hooght inhoudende in substantie / dat den selve Do: Mispelblom / het Armenshuijs ten Rijen, soude / bewoonen, mits betalende een / redelijcke huere, gevende de  / deponenten voor reden(en) van  / wetenschap, dat sij selve / acte selve hebben gesien, gelesen / ende hooren lesen respective; Aldus / verclaert ende gepasseert binnen Breda / ten dage alsboven, ter presentie van  / Martijnus de Visser woon(ende) tot Sundert / ende Arnoldus van Loon, clercq alhier / als getuijgen hier toe versocht date desen
Pr Janssen Timmermans
AHoutepen
Martinus De Visser
Quod Attestor Prasers Nots
 

GAB, N.210 f.45v, 11-01-1678

  • Verklaring van Corstiaen Thomas Houtepen inzake het vervoer en de betaling van karren gerst.
Compareerde voor mij Paulus van Heusden openbaer / notaris etc ende de getuijgen naergenoemt Costiaen / Geerits van Loon, woonende tot Heusdenhoudt onder / Ginneken den welcke verclaerde onder presentatie / van eede, desnoot ende versocht sijnde te doen //waerachtich te wesen dat hij deponent op sondagh voorleden / den 9en deser maent Januarij, van sijn huijs affgereden is / met twee karren geladen met achthien veertelen van sijne / eijgene garste tot Heusdenhout gewonnen omme die te voeren / ten Rijen onder Ghilse ende selve aldaer te vercoopen / ende dat hij depnt ontrent de huijsen van den Rijen / gekomen sijnde hem aldaer ontmoet is eenen Ruijter te peerde, / die aen hem Depnt vraeghde off dat den wech was naer den / Rijen, waer op bij hem depnt geantwoordt wierde, Ick denck / wel jae, want ick meen daer oock te komen, dat daer / op den selven Ruijter wat voor uijt gereden sijnde hij aen / staonts wederom keerde, ende weder bij hem Depnt gekomen / sijnde aenden selven vraeghde wat hij geladen hadde, die daer / op antwoorde, Ick hebbe wat garste geladen, en soude die / gaerne ten Rijen vercoopen, als wanneer den selven Ruijter seijde, / Ghij moet eens met mij rijden naer de vijff eijck bij den / commis De Coningh, waer op hij depnt aen den ruijter antwoorde / dat hij hadde eene attestatie van eenen schepen sijner plaetse, / dat het sijn eijgen goet was, en dat hij het ten Rijen ginck / vercoopen, welcke attestatie den voorS ruijter versocht / hebbende te sien, heeft hij depnt die aen hem gethoont, waer / als dan den ruijter seijde, Indien ghij vrij sijt, soo sult ghij / vrij blijven, ende dat hij de attestatie heeft bij hem gehouden / en hem depnt doen met hem rijden naer de vijff eijck alwaer / den voors commis was, aenden welcke den ruijter de verS / attestatie heeft overgelevert, die deselve / gesien hebbende seijde, dat se niet wel en was en dat hij dien / volgende de karren heeft aensloech ende voor sich behielde; /
Compareerde mede Hijbrecht Cornelis Huijbrecht Eijckmans, / woonende aende vijff eijck voorS, den welcke ten versoecke / van den voorS Corstiaen Gerits van Loon heeft getuight / ende verclaert onder presentatie van eede als voor, dat den  / selven Corstiaen op sondagh den 9en januarij voorS, met sijne / twee karren geladen met garst, is gebracht t’sijne huijse / ende dat den commis De Coningh, die aldaer was, het bescheijt / off attestatie van der reqt gesien hebbende, seijde, dat se niet / wel en was, ende dat hij de karre aensloech ende voor hem  / behielde, dat daer op bij hem Reqt geantwoort sijnde, dat hij / niet en wiste iets van noode te hebben, als het prent?, hem door / een schepen sijnen plaetse, was behandicht, seijde hij commis / De Coningh, Het brieffken is niet met al, als ghij een attes / tatie van schouteth en schepenen van uwe plaetse hebt met / het zegel dan sal ick u laeten rijden, als wanneer // hij depnt op dat de karren niet mede genomen en / souden worden, heeft voorgeslagen middelen van accoort / op data met de gelijck Corstiaen Thomas Houtepen / woonende ten Rijen voorS, oock mede comparerende / onder presentatie van eede als boven, heeft verclaert / daer als voor present gekomen te sijn, ende dat / hij Huijbrecht Eijckmans tegens hem De Coningh / seijde, was het om eenen patacon drij a vier te doen / dat hij hem die soude doen hebben, doch dat den / selven De Coningh daer naer niet willende luijstren / heeft geeijscht eerst twee hondert ende daer naer / hondert en vijftich gls, ende verclaert de depnten / alle eendrachtelijk, dat het accoort sijnde is ge / maeckt in deser voeghe, dat namentlijck / hij de coningh voor de relahatie ofte ontslaginge / den voorS karren en garste soude genieten vijftich / gulden, Item dat aende ruijters die hij bij hem hadde / soude werden gegeven eenen rijcxdaelder, ende dat daer / en boven soude werden betaelt / het verteirt gelach tot vijff gulden vijftich St / ende dat hij Corstiaen Geerts als hem De Coningh binnen / den tijt van drij maenden noch daer en boven soude geven / een veth: lam voor de geurantie / van het welcke sij twee laetste Depntn hen hebben / gecontitueert tot Borgen, hebbende hij Corstiaen / de voorS penninghen (marge: die hem door den / laatsten deponent sijn / geleent) als doen aenstonts betaelt, te  / samen bedragende achtenvijftich gulden en vijff stuijvers / van welcke betaelinge hij / Corstiaen versocht een brieffken, dat hem bij den / gemelten De Coningh geweijgert wierde, seggende / dat hij daer van geen brieff bij behoefde te geven / en dat hij daer noijt geen brieffkens van en gaff / maer soo schouteth en schepenen conden bewijsen dat / hij sonder attestatie mochte rijden, dat hij het / gelt soude wederom geven ende het selve soo lange / sluijten en bewaren? In sijne lessenaer, doo de Depnten / respv voor de waerheijt verclaeren binnen Breda (marge:  --, soo sij verclaerden) / den 11 januarij 1678 In presentie van Lenaert / Reckers en Jan Dijckhoff Borgers alhier als getuijgen.
 

GAB, N.221 a.40, 14-02-1676

  • In de nalatenschap van Jan Adriaanssen Haeck komt voor een schuldbrief op Maeij Houtepens, groot negen gulden.
In de "staat en inventaris gedagmaekt bij Maeijken ... van der Stadt, weduwe van wijlen Jan Adriaanssen Haeck, van de goederen ende effecten ... etc" (boe­delbeschrijving) wordt melding gemaakt van "noch profijtelijke schulden waarvan niet oft weijnich te wachten staat", waaronder voorkomt een schuld ten laste van Maeij Houtepens, groot -9-0- (¦ 9,00?)
 

GAB, N.225 f.73, 31-08-1671

  • Verkoop door Arthus Verlegh en Christoffel Houtepen, als voogd en toeziend voogd over de minderjarige kinderen van Peeter Verlegh en Maria Christoffels Houtepen, aan Abraham Leclercq van het kasteel Bruheze te Baarle Nassau.
Op den 26 augustus 1671 heeft de Sr Abraham / Le Clercq binnen Baerle gecocht van Arthus Verlegh / ende Christoffel Houtepen, als vooght ende toeziender / respectieve van de naergelaten weeskinderen wijlen / Peeter Verlegh ende Maria Christoffels Houtepen, /
het casteel ofte Slot genaempt Bruheze metten / nederhuijsinghe, schuer, schop ende stallingh alsoo / gelijck deselve daerop sijn staende mistgaders de saeij / ende weijlanden daer aen malcandere als neven gelegen, / grachten, slooten ende vaerten, hoff ende boomgaard / mitsgaders de plantagier voor den voorS huijsinghe / over de straet ende de eijcke boomen langhs den / cant van den gracht, staende langhs de straet, ende te / samen groot seven buijnderen drijhondert Roeden, / gestaen ende gelegen binnen Baerle Nassaue voorS, ter / plaetse genaempt Looven Baerle, Oist de erffenis / van Adriaen Henricx van Gils erve, Zuijenoist het acker/ ofte molenstraetien aldaer, Zuijd Agnes De Roij / erffgenaemen, West Gerardt Lenaerts cum suis, Noort / West des Heeren strate,
Ende alnoch een / parcheel erve, genaempt het buijnder, groot ontrent / een buijnder, gelegen inde Warrebeken, Oist  Peeter / Jacobs Van Olmen ende meer andere luijden erve, / Zuit Adriaen Cornelis Scheurders, West Adriaen Henricx / van Giels ende Noort Jan Cornelis Jan Dielis, met  /
noch een weijvelt daer beneffens bij gelegen, oist /  het voorS parcheel erve westwaerts op aen / voorS van Gilsen erve, genaempt de Middelsten / beempt, groot ontrent de ses hondert Roeden onbegre / pen der juster mate, volgens alsulcke deelinghe / als Peeter Verlegh Zaler ende Adriaen Henricx / van Gilse voor den Gerechte van Baerle Nassau / op den 28 maij 1667 hebben aengegaen, aengaende / de aldus noch onbedeelde ontrent veerthien ben / heijvelden, moeren en beempden, genaempt De / Worrebeeken
te aenvaerden deselve vercochte gedaen / als volght, te weten, het sloth ofte Casteel, neder / huijsinghe, schuere, schop, ende stallinge terstond, / De weijde aent casteel gelegen naer het tegenswoordige / gebruijkjaar ende die Zaijlanden inde stoppelen, / sijnde de voorS goederen belast met den commer van / sesthien veertelen rogge jaarlijckx  ende erffelijke chijns / daerop uitgaende aenden Capittele van Thoor precise / te betaelen in rogge oft gelden volgens de brieven daervan sijnde ende voorders / alsulcke lasten ende servituten van inlogeringhen als mede / als die van Thoor incluijs soude moghen // te specteren ende uijt te gaen als aan d’Hr cooper / is bekend gemaeckt, ende weijders met eenen / pacht van eene helft van een veertel rogge / in de helft van vijff stuijvers chijns aende pastorije van / Baerle Nassau te betaelen, / weijders met den gerechten / Heeren ende Thorensen chijns, daer ook op / uijtgaende, aller welcke renthen ende chijnsen / den voorgemelten heere cooper aanneempt te betaelen / naer de vest oft als de geoderen vestens gereet / sijn met allen gaenden ende staende pacht, / Ende boven allen desen commer ende last, soo / heeft gemelte heere cooper Abraham Le Clercq / aende vercooperen te betaelen een somme / van seven duijsent Rijnsgl, d'eene helft van / dijen te betaelen comptant op den veste oft als die veste is gereet en / de andere helft een halff jaer daar aen / volgende, waer voorders soo heeft den opgemelden / cooper belooft te betaelen den veertichsten ende / andere penningen den staet competerend ende / aff te dragen allen oncoste die over de / veste sullen comen te gerijsen, sulckx dat / de voorS vercooperen in hunne handen sullen / ontvangen in twee voorS paeijementen de / somme van seven duijsent gl als voorS is / suijver gelden sonder oncosten, verbindende / den cooper voor de voldoeningh der voorS / coopen(ninghe) se et sua onder t'verbant als naer / rechten  onder alle welcke vorige conditien / de voornoempden vercooperen aen d'hr Cooper / de coop gegunt ende den palmslagh hebben / gegeven ende d’heer coper die heeft ontvangen / soo ende gelijck de respectiven parthijen voor / mij notaris ende getuijgen naergenoempt comparerend / hebben verclaert ende bekent op dagh oft  gevalle / dat eenige ander lasten naermaels op der vers / goederen van hen souden mogen ontdecken, dier / sullen bijden vercooperen afgedragen worden, / behoudens hun regres op Jacques van Asten / daer van deser goederen qte qua zijn gecomen / en die hem als principaal debiteur daar voor / heeft verbonden. T'oorconden dese bij parthijen // voorgenoemt onderteekent binnen Breda den 31en Augusti 1671 In presentie van d'heer Cornelis / van Godewijck ende Martijn Servies borgers alhier / als getuijgen hier toe versocht, die dese beneffens/ de vercooperen ende heere cooper met mij notaris / mede hebben ondertd
Solvit d'heer cooper voor      Arthus Verlegh
godtspenn -3-3-                                  1671
                                                                                    Stoffel Adriaansen Houtepen
                                                                                    Abraham Le Clercq
                                                                                    C. van Godewijck
                                                                                    Martin Servies
                                                                                    Mij stipulerende nots med
                                                                                    P. van Heusden Not
                                                                                    1671
 
Naschrift, aflossing;
Op huijden den 20 maij 1672 hebben / Arthus Verlegh ende Christoffel / Houtepen respe in qualt als in dese / vercoopcedulle, verclaert ende  / bekent dat d'heer Abraham Le / Clercq Cooper der goederen in desen / gemelt aen hen luijden heeft voldaen / ende betaelt, de cooppen hier voren / gementioneert ter somme van sevenduijsent / gulden, uijtgesondert de somme van / vijff hondert gulden die bij den heere / cooper voor als noch werden ondergehouden; / Belovende de vercooperen voorgenoemt / de vercochte goederen altijt te sullen bevrijden / voor alle naermaninghe, die schier ofte morgen / op de selve goederen souden mogen werden gedaen; / Onder verbant van henne respe persoonen ende / goederen als na recht. T'oorkonde dese onderteeckent / in Breda ten dage als boven ter selven dage, bekennen de / vercooperen noch ontvanghen te hebben de somme van eenhondert / en vijftigh gulden, sulckx het restant maer blijft drij hondert / vijftigh gulden,
Arthus Verlegh
Stoffel Adrijaensen Houtepen
Mij present
P. van Heusden
 

GAB, N.226 f.170, 20-05-1672

  • Peeter van Beeck, meijer en rentmeester van Thoor, voor zichzelf en Hendrick Luijens, als testamentair toeziender over de minderjarige kinderen van Jan Bernaerts Verhaeren, geven volmacht tot royement van de hypotheek ten bedrage van twaalfduizend gulden ten laste van de minderjarige kinderen van Peeter Verlegh en Maria Christoffels Houtepen, voorzover deze hypotheek rust op de goederen die aan Abraham Le Clercq zijn verkocht en overgedragen.
Compareerden voor mij, Paulus van Heusden, openbaer / notaris etc ende de getuijgen naergenoemt, d'heer Peeter / van Beeck [marge: meijer en rentmr. van Thoor] voor hem selven voor d'eene helft ende / d'heere Hendrick Luijens, doctor in de medicijnen soo voor / hem selve als testamentaire toesiender gestelt bij / Joffr. Adriana Geeraerts de Roij over de onmondige / kinderen van Jan Bernaerts Verhaeren voor d'ander helfte, dewelcke / midts desen voor soo veel hen luijden ider in den naeme / ende qualt. als voor aengaet, verclaeren te ontcessen / ende te ontlasten het casteel ofte sloth genaemt / Bruheze metter neder­huijsinghe, schuere, schop ende / stallingen, mitsgaeders de zaeij ende weijlanden daer / aen malcanderen aen gelegen ende toebehoorende, / groot seven buijnderen drijhondert roeden, gestaen / ende gelegen binnen Baerle Nassau ter plaetse gen(aemp)t / Looveren mitsgaders allen de andere parcheelen van / erven ende goederen bij Artus Verleg ende / Christoffel Hoùtepen als voight ende toesiender / respective van de naergelaten weeskinderen van zal.r Peeter / Verlegh ende Maria Christoffel Hoùtepen opten 26e / augusti 1671 vercocht aen d'heer Abraham Le Clercq / van alsulcken twaelff duijsent gulden mette verloopen / interesten vandien als daer voor de voorS / goederen ten proffijte van de comp(aran)ten sijn gehipotheecqeer­t / ende belast, verclarende sij comp(aran)ten allen / de voorS goederen bij den gemelten heere Le Clercq / gecoght, van de voorS zijn pretensie te ontlasten / met beloften van den selve daervoor nimmer meer / te sullen molesteren ofte aanspreken, renuncierende / tot dien eijnde van het verbant thennen behoeve / dienaengaende voor schepenen ende secretaris / in den ouden Hove van Thoor gedaen Behoudende / nochtans de comp(aran)ten hen recht van verbant opde / andere erfgoederen voorn [marge: soo vele sij noch / onbetaelt ende van / de selve somme / te pretenderen souden / mogen hebben, welck verbant sij verclaeren] te laeten in sijn geheel // belovende de heeren comp(aran)ten de voorS ontlastinge / ten registere alwaer die belast en verbonden sijn / binnen veerthien eerstcomende dagen naerder te sullen doen ende / laeten annoteren. Ende bij verder uijtstel verclaeren / te auctoriseren volcomen last / ende macht te geven bij desen aen ....... / om de ontlastinge voorS voor schepenen / van Thoor te laeten doen naer / behooren, tot volcomen securiteijt van de gemelten / heere Le Clercq. Aldus sonder arch ofte / list gedaen ende gepasst. binnen Breda den / 20 maij 1672, in presentie van Harman van Waerden / borgh, ende Jan Rietberghs, inwoonders alhier, als getuijgen etc.  /
P.van Beeck / H Luijens Med.dr1672 / hantmerck gestelt / bij den vers Harman van / Waerdenborch / Jan Rietberghx / Quod attestor / P van Heusden nots / 1672
 

GAB, N.253 f.41v, 22-01-1685

  • Schuldbekentenis van Nicolaes Peeterssen Houtepen, wonende te Steenhoven onder Oosterhout, van tweehonderd gulden, waarbij zijn broer Anthonis Peetersse Houtepen, wonende te Rijen, zich borg stelt. Deze schuldbekentenis wordt twee jaar later gecasseerd.
Compareerde voor mij, Henrick Buijsen, / openbaar notaris etc., Nicolaes Peeterssen Houtepen, woonende tot Steenhoven onder Oosterhout, / dewelcke verclaerde ende erkende wel, / waerlijck ende eerlijck schuldigh te wesen / aan Anna Catharina Isibella / Elisabeth ende Hans Henrick Frencinx / de somma van tweehondert gld (-) / stuck tot 90 (?) groote vlaams (-), / spruijtende (-) ende saecken van te samen / geevende ende gerechte pr. van debiteur / a comptant ......borger: Anthonis Peetersse Houtepen, sijne broeder, woonende te Rijen onder Ghilse, en Henrick Andriesse van den Put, borger ende zakenkoop­man alhier, 22 jan 1685, obligatie gecasseerd 11 maart 1687.
 

GAB, N.280 f.53, 03-06-1678

  • Adriaen Thomas Houtepen, wonende te Rijen, treedt op als getuige bij een notariele schuldbekentenis.
Compareerde voor mij (?) van Gendt, openbaar notaris... enzovoorts...
Aldus gedaan en gepasst, ter presente van Hendrick van Gendt en Adriaan / Thomas Houtepen, won. te Rijen, als geloven bij mijn versocht... enzovoort.
 

GAB, N.295 f.17, 06-04-1682

  • Gerit Jan Thielen legt op verzoek van Corstiaen en Bartholomeeus Houtepen een getuigenverklaring af dat alleen hij over de jaren 1668 tot en met 1681 de collecte van de impost op bieren e.d. had van het dorp Rijen.
ompareerde voor mij, Peeter Beeris, openbaar / notaris, etc, Gerit Jan Thielen, / verdienende het vasten huijs ten Rijen in desen / Baronie, en heeft ten ver­soecke van Corstiaen ende / Bartholomeeus Houtepen, inwooner­den / van Rijen voornoempt, verclaert op sijnen mans / waerheijt, voor en namicheijt in plaatse van / ieder die hij noot en versocht sijnde altijt presenteert / te doen, waer en waerachtichtig te sijn, dat / hij, deponent, gedurende de tijd van thien oft / elff jaeren, ende specialijck voor de jaren 1668, / 1671, 1673 en soo voorts totter jaere 1681 inclusief, / alleen en privativelijck heeft gehad de collecte / van impost van 's lands middelen [marge: soo van bieren, wijnen, brandwijnen doornheest als andersulcks] over de dorp / van Rijen voornoempt. Voor redenen van welwe­ten­schap allegerendes hij deponeert, / dat het hem alsnoch in goede memorie is sijnde, / ende dat hij oock de collectboe­ken van voors. / impost ende jaeren heeft opgesocht, ende dat hij / die tot thien besonders int getal opt passe­ren / desen aan mij, notaris, ende de getuijge heeft gethoont, / eijnden­de hiermede, hij deponeert sijne verclaring­he / sonder archgelist. Aldus gedaen ende gedeponeert / (-) stadt Breda den zessen april xvi tweeentach­tig ter presentie / van Adriaan Rombouts clerck ende Willem / van der Sticht, woonenden tot Heusenhoudt omtrent / desen stadt beijde als ge­tuijgen.
 
 

GAB, N.295 f.18, 06-04-1682

  • Adriaen Vroet en Carel van Renesse leggen als (oud-)collecteur van de impost te Breda op verzoek van Corstiaen en Bartholomeeus Houtepen een verklaring af over de wijze van  boekhouding bij de levering van bieren.
Ten versoecke van Corstiaen ende Bartholomeeus / Houtepen, inwoonderen van dorp van Rijen, soo sijn / voor mij, Peeter Beeris, openbare notaris etc. gecompareert, / sr Adriaen Vroet ende Carel van Renesse, borger alhier, den eersten / deponent tegenwoor­digh collecteur ende de tweede als / gewesene collecteur op den impost van 1685 accijnsen [marge: soo van 's landts als stadts genoegen] alhier, / ende hebben onder presentatie van solemneelen eede verclaert, / waer ende waerachtich ende hen, deponenten, soo wel / kennelijck te sijn, dat
soo wanneer de knechten / ofte meijschens van de brouwers sijn haelende brieffens / van (henne) [marge:knech­ten en meijsen] bieren, die sij sijn sendende buijten / dese stadt, dat sij knechten en meijsens alsdan / niet juiste ofte preciese en seggen de rechte namen voor wien / de bieren uijtgevoert worden, maar dat sij alsdan / diekwils maer en noemen eenen naem die hen / in de memorie is komende, allegeen de voor de redenen / van wetenschappen, dat hen deponenten verscheijde / reijsen 't selve is te vooren gekomen, ende dat sij / daer uijt oock diversche abuijsen souden hebben, / ende dat heden in tegenwoordigheijt van vijfentwintig jaeren, dien / hij eerster deponent als collecteur op den nas.acchijns / heeft geschreven, ende den tweeden deponent dat hij / onthout den tijd van thien jaeren gedaen heeft geS. gehadt, ende sodat die tijt aldaer doch wel ende degelijck verkeert ende (-) / ondervonden hebben,
seijnde de deponen­ten hiermede / hunne verclaeringhe sonder archgelist aldus gedaen / ende gedeponeert binnen deser stadt Breda den zessen / april xvi tweeentachtig ter presentie van sr / Jacobus Lomans, borger alhier, ende Thomas Pauwels / van Egmont, bijde borgers alhier, als getuijge.
 

GAB, N.305, f.127, 16-04-1677

  • Maria Verharen verleent aan Peeter van Beeck volmacht om een bedrag groot zevenhonderdvijftig gulden te incaseren spruitende uit een geldlening ten laste van Peeter Willem Verlegh en Maria Christoffel Houtepen, groot twaalfduizend gulden.
Comparerende voor mij, Willem van Bommel, / openbaar notaris etc ende in presentie van de / getuijgen naergenoemt Joffr Maria Verharen / geassisert met Ts. Boonaert Vervoort, / haren man en voigt, dewelcke verclaerde / ende bekenden wettelijk te constitueren, / machtig te maekcken ende in hare stede te stellen, / gelijk sij doet bij desen, d'heer / Peeter van Beeck, meijer ende Ritmr / van mevrouw d'abdisse van Thorn, specialijk / ende int haar comparante name ende / van hare 'twege te innen ende te / ontvangen, alsulcke somme van seven hondert / ende vijftig gulden capitaal, als haar / constitu­rante is comperende en eenen / schepenschuldbrief van twaalfduijsent guldens capitaal, luijdende ten laste van Peeter Willem Verlegh ende Maria Christoffel / Houtepen, echteluijden, ende hare borgen / volgens de schepenschuldbrief daarvan / gepassert sijnde voor scheepenen van Gilse ter secretarie tot Breda in dato 4 / september 1663, ende dat met allen de / verloopen interessen vandien, haar constituante als mede erfgen. van Joffr. Adriana Geerten de Roij, hare grootmoeder zalr., was aangekomen sijnde, bij sche / pinale deijlinge gepasseert voor heeren schepenen ter / secretarie te Breda, dato 12 december / 1667; endevoorts kapitale somme van / sevenhondert ende vijftig gulden / met allen de verlopen van dien ontvangen hebbende, quitantie ende cassatie ... enzovoorts.
 

GAB, N.311 f.585, 01-06-1685

  • Bartholomeeus en Corstiaen Houtepen verklaren aan Cornelis de Wijse, koopman te Breda, ten titel van geldlening hoofdelijk schuldig te zijn een bedrag groot driehonderd gulden tegen een rente van 5% per jaar.
Compareerde voor mij, Willem van Bommel, / openbaar notaris etc ende de getuijgen naer / genoemt Bartholomeeus en Corstiaen / bejaarde sonen van Thomas Houtepen, / woonende ten Rije onder Ghilse Baronie / van Breda, dewelcke bekenden samen en / ider van hen int besonder en voor al wel / ende deughdelijck schuldigh te sijn, onder / de reminicatie van per bonefi­cio de dirobus / vel plenibus reidebendi, aen sr. Cornelis /de Wijse, koopman ende burger alhier, de / somme van dreihondert gulden van veer / tigh grooten vlaams het Rijk, spruijtende / ter saecken van goeden geleenden geldes; om / debiteuren den lasten principaal(?) metten eerste / deughde­lijck ondergedaen ende voorgetelt / sijnde soo sij bekenden welcke voorS somme / van driehondert Rijnguldens bij debiteuren / geloven te restitueren ende te voldoen aen de / voornoemden crediteurs ofte den geene / sijn actie hebbende thoonder desen van geld /over een jaers, naementlijck op ten eersten / juni xzesentachtig met een jaer / sovast, alsdan daerbij jegens vijf gulden / van 't hondert. Ende (-) sij debiteu / ren de voorS somme alsdan niet en / restitueren, maer langer met wille en / believen van den crediteur) blijven onderhouden, / soo sal daernaest voorS intrest blijven / loopen als voor totte volle betalinghe twee / snelwijs (?) voor de goede vestinghe der voorS / capitale somme alsmede vor de jaerlijckxe / te verschijnen interessen van dien, verbinden / sij comparanten debiteuren hunne respectieve / personen ende alle hunne goederen, / roerende ende onroerende, tegenwoordige / ende toecomende, deselve stellende tot (?) bede van / alle heren, hoven, rechten ende / vesthoven, alsoo dat namptifica­tie en voldoening / voor oppsitien en de allen contradictien sal / moeten voor­gaan. Aldus gedaen ende / gepassert ten goede waarvan in Breda / op t heijden den eersten juni XVIvijffen / tachtentig in presentie van ...
 

GAB, N.312 f.44, 12-02-1686

  • Anthonet Thomas Houtepen, weduwe van Jan Geert Castelijens en wonende te Turnhout, verklaart aan Sr Cornelis de Wijze een bedrag groot negenhonderd gulden uit geldlening schuldig te zijn tegen een rente van 5% per jaar, voor de terugbetaling waarvan onder andere haar broer Adriaen Thomas Houtepen, wonende te Rijen, zich borg stelt.
Compa­reerde voor mij, Willem van Bommel, openbaar / notaris, etc, ende de getuijghen naergenoemt, Anthonet / Thomas Hoùtepen, weduwe van wijlen Jan Geert / Casteleijns, woonende tot Turnhout, geassisteert / met mij, notaris, voornoemt als haren gecosen / voocht ende assistent in desen, de welcke ver / claerde ende bekende wel ende deuchdelijck / schuldig te sijn, op haer ende op alle hare goe / deren aen Sr Cornelis de Wijse, coopman ende / borger al­hier ter steden, de somme van negen / hondert Rijnsguldens van veertich grooten vlaemsch / het stuck, spruijten­de ter saecken van goeden / geleenden gelde, haar debitrice den lesten / penninck metten eersten deuchdelijck onderge / daen ende overgetelt sijnde, soo sij bekende, / welcke voorS somme van negenhondert gulden / sij, debitrice, geloft te restitueren ende te / betalen aen den voornoemden crediteur, ofte / dengeenen sijne actie hebbende thoonder deses, / van heden over een jaer namentlijck op den / twaelfden februarij xvi zevenentachten / tich naestcomende, met een jaer intrest / alsdan daer bij tegens vijf guldens van t'hon / dert: Ende bij sooverre sij, debitrice, voorS / somme alsdan niet en restitueert, maer langer / en met wille ende believen van den crediteurs / blijft onderhouden, soo sal daeraff voorts / intrest blijven loopen als voor, tot te volle / betalinge toe incluijs.
Voor de goede restitutie / der voorS capitale somme, alsmede voor de / prompte betalinge der jaerlijckse te verschijnen / interesten van dien verbindt sij, comparante / debitrice, haren persoon ende generalijck alle / haere goederen, roerende ende onroerenden, / tegenwoordige ende toecomende, deselve / stellende invanghbaer aen allen heeren, hoven, / rechten en rechteren, alsoo dat namptisatie ende / voldoeninge voor oppositien en alle contradictien / sal moeten voorgaen.
Ende om den crediteur / ten deser te verseeckeren, soo sijn alnu mede / gecompareert, Adriaen Thomas Hoùtepen, woonende / ten Rijen onder Ghilse in de Baronie van Breda, / ende Dirck Geeritssen Casteleijns, woonende / tot Riel in de meijereije van 's Hertogen­bosch, / den debitrice broeder en swager respective // Ende verclaer­den ende bekenden hen tesamen, / ende ider van hen in t'besonder, een voor al, / voor allen t'geene voorS staet en stellende / te constitueren tot borgen alst eijgene ende / principale schuldenaren, onder de renuntiatie / van den beneficien ordinis, divisionis et / excusionis, hen houdende van den effecte / van dien door mij, notaris, voornt volcomen / lijcken onderricht, verbindende sij, borgen, te / dien eijnde beijde oock henne persoonen ende / generalijcken alle henne goederen, deselve / stellende alsboven namptisatie ende voldoeninge / voor oppositien ende alle contradictien van / ten gaen, dies belooft de debitrice deser / hare borgen, van desen somme geinterponeerde / borgtochten altijts costeloos en schade­loos / te houden en te ontlasten, onder het verbant / als vooren, en dat en tot dien eijnde hare / meerderjarige kinderen. acte in forma tot / meerder securiteijt en indemniteijt van de / borgen eerstdaeghs sal doen passeeren.
Al­dus / gedaen ende gepasseert ter goeder trouwen / verleeden op huijden, den twaelffden februarij xvi //ende sesen­tachtentich, in presentie van / Cornelis Claes ende Dingeman Wesers, beijde / als getuijgen van geloove etc.
Antonet Thomas Houtepen / A. Houtepen / Henrick Geritssen Casteleijns / dit is het + hantmerck van den voorn / Corn Claessen / dit is het + hantmerck van den / voors Dingeman Wesers / Quod Attestor / W. van Bommel nots Publ / 1686.
 

GAB, N.321 f.83, 27-10-1680

  • Lambrecht Jan Peeters, wonende te Oosterhout, verklaart op verzoek van Denijs Wouters, dat hij op 11 december 1679 over vijf en acht jaren de bieren met cijns heeft verimpost aan de collecteur van Corstiaen en Bartholomeeus Houtepen.
Ter instantie ende versoecke van Denijs Wouters als geweesen / pachter van bieren en wijnen over Gilse en Rijen over de jaeren, ingegaen / 1e October 1679 (-) 1680 compareerde voor / mij, Nicolaas van der Lemmer, openbaar notaris bij de / Ed: Raeden van Brabant in 's Gravenhage geadmit­teert, tot / Breda reside­rende, ende de getuijgen naergent. Lambrecht / Jan Peeters, won(ende) tot Oosterhout, out omtrent 45 jaer, / rechtelijk gehaelt sijnde [marge: volgens apostille / s’heere gedelegeerde / rechtens (-) / an pachtinhaeler] om de / waerheijt getuijgenisse te geven, heeft verclaert, / getuijgt en gedeponeert, gelijck hij doet bij desen onder / presentatie van eede desnoot ende daertoe versocht sijnde / te allen tijde te doen, dat hij op den 1e / december 1679 [marge: nochthans / het voor geheel / jaer] den bieren heeft verimpost / aen de gestelden collecteur van Corstiaen en Bartholo / meeus  Houtepen, brouwers ten Rijen voorS wonend, bij / malcanders 5 en 8 jaren, noch oock het voor / geheel jaar in haer ten huijse ofte bij den voors Houtepen / gehaelt en heeft ofte doen halen tot den deponent behoeve, alles / soo den voorgen deponent verclaerde. Aldus gedaen ende / gepassert binnen Breda den 25 october 1680 ter presentie / van Jacobus Coomans en Bernaert van Münster, bijde / borgers ende ingesetenen alhier, als geloofweerdigen getuijgen hiertoe versocht die deses beneffens de / deponent en mij notaris voornt mede hebben onderteekent /
Lambrecht Jansen Peters / Jacobus Comans / Bernt van Munster 1680 / quod Attestor NvLemmer / notpub 1680
 

GAB, N.325 f.48, 28-04-1677

  • Anthonis Peeter Houtepen, 37 jaar, wonende te Rijen, legt een getuigenverklaring af op verzoek van Adriaen Huijbrecht Adriaen over het vinden van een gestolen koperen breiketel.
Op huyden den 28 april 1677 compareerde / voor mij, Harmen Leempoel, openbaar notaris / bij den Ed: Mog: Raede van Brabant, in 's Gravenhage / geadmit­teert, binnen den stadt Breda resi / deerende, ende getuijgen naergenoemt Jan / Jans Wrijters, out omtrent 73 jaeren [marge: woon. tot Cleijn Oos­terhout] ende / Anthonis Peeter Houtepen, out omtrent / 37 jaren woon. ten Rijen onder Gilshe, / de welcke ter instantie ende versoecke van / Adriaen Huijbrechts Adriaens, mede ten Rijen / woon., verclaerden, tuijghden ende attesteren / op haer eere ende vroomichheijt in plaets van / eede die sij deponenten altijt presenteren / te doen, waerachtig ende inderdaet / sulcx te sijn,
Dat sij deponenten tot / ver­scheijden reijsen hebben gehoort ende / verstaen, dat den requirant (marge: eenige maenden geleden) / was ontvreemt oft ontstolen eenen grooten coperen breijketel, beslagen / met een ijseren oor bijsonder daer aen / geslagen ende met een ijseren hengsel / daer aen, d’welcke de voorsr reijsen / ten huijsen van Reqt hebben gesien / Ende dat sij deponenten door versoeck / van voorschr Reqt op heden beneffen / ende selven sijn geweest ten huijse van / Wilhem [spatie] Bierdrager deser stadt / woonende omtrent de Zundherse? Brugge / alwaer sij deponenten hebben gesien / dat den selfden ketel mee van Rqt / was staende op een kaste van selve / huijsinge Eijndigende sij deponenten hier / mede haer depositie van wel weten / schapgevende voor redenen van  / dien dat sij metter Reqt sijn woonende in / een gebuerte, der voorschr ketel tot / diversche reijsen ten huijse van Reqt / hebben gesien, dat hij tweede deponent / den selve ketel selfs tot verscheijde / reijsen heeft gebruijckt Ende hij  / eersten deponent dat hij selfs den / voorsch ijsere oor aen selve ketel heeft / gemaeckt, ende  oversulcx tselve // wel te wesen,
Aldus gedaen ende / verclaert binnen Breda voornt ten dage / maende ende jaer als boven ter presentie / van d’heer meester Johan van Bernagie / advocaat alhier, ende Cornelis Bonaert / getuijgen van gelooven hier toe versocht
Jan Janssen Wrijters
Anthonis Peeter Houtepen
Cornelis Bonaert
JvBernagie testis 1677
Mij t’Oirconde
Leempoel 1677
 

GAB, N.325 f.324, 10-08-1680

  • Bartholomeeus Houtepen, geeft volmacht aan procureur Willem van den Swinte, om hem zijn broer Corstiaan te verdedigen in het geschil tegen Denijs Wouters.
Compareerde Sr. Bartheleomeeus Houtepen, / woon. ten Rijen onder Ghilse, soo voor / hem selven als hem sterckmakende ende de rato / caverende voor sijnen broeder Corstiaan Houtepen / den welcen verclaerden te constitueren ende / machtig te maecen ende volcoomen procuratie / te geven mitsdesen aen Sr Willem van der / Venne, procureur van de Ed: Mog: Heeren / Raeden van Staten desen vereenigden / Nederlanden in 's Gravenhage, specialijck omme / in de naem ende van sijns comp(aran)ts wege in de  / voornoemde quali­tijt waer te nemen, defen / deren inde te staen en tot ter uijteijnde toe / te vervolgen, al sulcken saecken oft proces / als hij comparant beneffens sijne voorS broeder / voor de opgemelden Ed: Mog: Heeren / Raeden van Staete genootsaeckt te moeten / defenderen als ged. in cas van d'appel / ten eerste op en tegen Denijs Wouters, / als pachter vande bieren en wijnen over Gils / ende Rijen voorn van desen loopende jaeren als in  / achteren int selve cas ter andere sijde / alle dagen ende termijnen van rechten innerselve / waer te nemen, gade te slaen ende te observeren / recht ende resententie daer inne te versoecken /ende te obtineren ende de voordeelige executie / te stellen als naer behooren, met macht / omme een oft meer advocaten inne selve  / saecken te mogen gebruicen ende voorts / generalijck en alwaer ten geloovende ende / aldus gepas. op den 10 augustus 1680 ten presentie / van Pieter van Heusden en Wijnant de / Groof, bijde borgers en inwoonders alhier, getuijgen van gelooven hiertoe versoght
 

GAB, N.336 f.11v, 01-05-1682

  • Jacob Peeter Borgers en Adriaen Janssen Vervoort, inwoners van Rijen, leggen op verzoek van de erfgenamen van Denijs Wouters een verklaring af dat Matheus Jacob Geerits en Huibrecht Cornelis Huijben door Denijs Wouters in 1679 zijn aangesteld als collecteurs over Gilze en Rijen.
Ten versoecke van de kinderen en erfgenamen van / wijlen Denijs Wouters sijn voor mij, Cornelis van Eijck, openbaar / notaris bij den Ed. Mog. Rade van Brabant in / 's Gravenhage geadmitteert, tot Breda residerende, / ende de nagenoemde getuijgen gecompareert, Jacob / Peeter Borgers, ontrent de 46 jaren ende / Adriaen Janssen Vervoort, ontrent de 53 jaren / al nu respective out sijnde, inwoonders van den / Rijen onder Ghilse, dewelcke gedaghvaert zijnde / door den Roeijdrager Zacharias de Poot om den / waerheijt getuigenisse te geven, voor de oprechten // waerheijt hebben getuijght, verclaert en de geaffirmeert / onder presentatie van eede, die zij te allen tijde, des / noot enz. verzocht sijnde presenteren te doen,
dat sij / op sondagh den 8 october 1679 voor de kerck ten Rijen / ter gewoonlijcken plaetse en uere hebben hooren / publiceren, dat deze voorS Denijs Wouters pachter / was van der impost van 's Lants wegen / van de bieren, wijnen en brandewijnen / over Ghilse ende den Rijen voornoemd, ingegaen / primo october 1679 ende dat hij, Denijs, tot sijnen / collecteur tot Ghils hadde gestelt Matheus / Jacob Geerits, enz, Ten Rijen Huijbrecht Corns / Huijben, woonende in den Vijf Eijck, ende dat sij, / deponenten, den voorS voster, nadat deselve / publicatie mondelijck gedaan hadde aen den / omstanders hebben hooren seggen, Vrienden, / ik heb noch geen segel, maer ik maeck u / dit bekend, opdat eenieder sich daerna / magh reguleren, alle hetwelcke sij, deponenten, / den voorS voster verclaert hebben hooren / en sien sorgen, ende dat sij daervan noch / seer goede geheughenisse sijn hebbende, wijders / of anders niet verclaerende.
Aldus gedaen ende / gepasseerd tot Breda den eersten juni 1682 ter / presentie van Sr Paulus van Wijck, Borger en / mr Cleermaker alhier ende Monsr. Cornelis / van Rijckevors­sel als getuigen hiertoe versocht / die dese neffens den deponenten en mij Nots mede / hebben geteeckent.
Quod Attestor, Nots. Publ. C Van Eijck, Corn Van Rijckevorssel, Jacob Peeter Bongaerts, Het hant & merck van Adriaen Janssen Vervoort die verclaert niet anders te connen schrijven, Paulus van Wijck
 

GAB, N.336 f.12v, 01-05-1682

  • Adriaen Janssen Vervoort, inwoner van Rijen, legt op verzoek van de erfgenamen van Denijs Wouters een verklaring af dat de brouwers Houtepen weigerden bier af te geven op een door de collecteur Huijbrecht Corns Huijben verstrekt accijnsbiljet.
Ten versoecke van de kinderen ende / erfgenamen van wijlen Denijs Wouters is voor / mij Cornelis van Eijck, openbaer notaris bij den / Ed: Mog: Raede van Brabant in ’s Gravenhage / geadmitteert tot Breda residerende ende den / getuijgen nagenoemt gecompareert Adriaen Janssen / Vervoort, inwoonder van den Rijen, out ontrent / de 53 jaren, de welcke gedaghvaert zijnde door / Zacharias de Poot Roeijdrager alhier om der / waerheijt getuijgenisse te geven, voor de oprechte / waerheijt heeft getuijght, verclaert ende geaffirmeert / onder presentatie van eede, die hij te allen tijde / (desnoot en versocht sijnde) presenteert te doen/ dat hij deponent tusschen den eersten october 1679 ende den / lesten september 1680 (geduerende welcken / tijt Denijs Wouters voorS pachter van ’s Landts / impost van de bieren, wijnen en brandewijnen over / Ghils ende den Rijen geweest is) verscheijde accijns / billetten gehaelt heeft bij Huijbrecht / Cornelis Huijben, den collecteur van voorS Denijs / van voorS impost over den Rijen, om daer mede / bier te halen bij den brouwers Houtepen aldaer / doch dat den selver Houtepen telckens geweijgert / heeft het bier op de selven biljetten te laten volgens seggende / dat het sijn reden hadde dat hij sulcks niet wilde / doen, sulks hij comparant genootsaeckt geweest / is sijn bier alhier binnen Breda te halen tot / voorkominge van moeijlickheden, het welcke hij deponent / dan oock telckens aen den voorS collecteur / Huijbrecht Corns Huijben verclaert aengegeven te / hebben, alles soo den deponent voor de waerheijt / verclaert heeft
Aldus gedaen ende gepasseert tot / Breda den eersten meij 1681, ter presentie van  / Monsr Corns van Rijckevorssel ende sr Johannes // Coonen, als getuijgen hier toe versocht, die dese / neffens den deponent en mij nots mede hebben / geteeckent
 

GAB, N.344 f.83, 07-03-1680

  • Getuigenverklaring door Adriaan Cornelis Fransen Leenderts, schepen van Gilze en Rijen, op verzoek van Denys Wouters.
Compareerde Sr Adriaan Cornelis Fransen / Leenderts [in de marge: schepen tot Ghilse / en den Rijen] ter requisitie van Denys Wouters [in de marge: oud omtrent 40 / jaaren dewelcke / gedagvaert zijnde / door U Raeden / Zacharias de Poort / om te / getuijgen en den / waerheijt te geven] als pachter van de bier over Ghilse en de / Den Rijen voor d'oprechte waarheijt heeft / getuijght en verclaert ende geaffirmeert / op den eed in den aenvanck van sijn voorB / genoten ampt gedaen, / dat seeckere Reekeninge (-) is eenen / copie van die bij hem, deponent, / overgegeven aan Denys Wouters van het / gebrouwde en uitgeleverde bieren [in de marge: ende (-) / (-) / van den (-) / geleverde (?) wijnen / deponent ge(-)] van Corstiaen / ende Bartel Thomas / Houtepen, brouwers ten Rijen, / is deugdelijk ende oprecht ende dat de / originele aertse leninghe daervan bij hem, / deponent, is gehouden ten versoecke / van de voorn. Corstiaen en de Barthel / Thomas Houtepen ende dat de voors. reecke. daarmee accordeert en de uit sijns / deponents boeck getrokken is; aldus gedaen / ende gepasseert tot Breda den 7 meert / 1680 ten presentie van Francois Smits, / woonende alhier, ende Zacharias de Poort, / roeijdrager alhier, ende t’oirconde getekent / Adrian Cornelis Pr Lenarts als schepen
 

GAB, N.344 f.210v, 25-11-1681

  • De erfgenamen van Denijs Wouter Colen geven opdracht aan procureur N Secker om hen te vertgenwoordigen in het geschil tegen Barthel Thomas Houtepen te Rijen en het geschil tegen Johan Roovers te Breda.
Compareerde voor mij, Cornelis van Eijck, openbaar / nots. bij den Ed: Mog: Rade van Brabantia / 's Gravenhage geadmitteert, tot Breda residerende, / ende den getuijgen nagenoemt, Sr. Peeter Colen, / out Borgemeester binnen de heerlijk­heit Tilborgh / in de meijerije van 's Hertogenbosch, als vooght/ over de vier minderjarige nagelatene kinderen van / wijlen Arnoud Denijs Colen door moeder(-) / Petronella Filemijn, ende noch als last ende / procuratie hebbende van sr. Johan Liefermans, / als in houwelijk hebbende Maria Colen, den / voors. Lieffermans mede voor de helft actie ende trans­port / van Geerit Liefmans ende Leonora Denijs / [marge: sijne huijsvrouw/ Colen], Item noch van Michiel Colen, voor sijn selven, als voor d'ander / helft actie ende transport hebbende van de voors. Geerit / Liefmans ende Leonora Denijs Colen, item noch van Catharina Colen, tesamen erfgenamen van wijlen / Denijs Wouter Colen, sijns comparanten broeder / was, volgens acte van procuratie, inhoudende de / clausule van substitutie, gepasseert voor den Nots / Willem van Bommel ende seeckere getuijgen alhier / den 2e julij lestleden, ende verclaerde hij, comparant, / in den name ende qualiteijt als voor, ende uit / craghte der voorgenoemde procuratie gesubstitueert ende / in zijn plaatse gestelt te hebben, gelijck hij, comparant, / is doende bij dezen, de Heer N Secker, procureur voor / den Ed: Mog: Rade van Saten in 's Gravenhage, / specialijk omme waer te nemen ende ten uiteijnde toe / vervolgen, alsulcke twee saecken ende / processen, als de voors erfgenamen voor de voorn / Ed: Mog: Rade in cas. d'appel hebben uijtstaende: // d'eene tegens Barthel onder Thomas Houtepen, / brouwer ten Rijen onder Ghilse, Baronie van / Breda, ende d'andere tegens sr. Johan Roovers, / coopman alhier, tot dien eijnde alle dagen / ende termijnen van rechten waer te nemen den / eede de columnia en de alle andere eeden, die het recht / eijsche, in de (-) der voors erfgenamen te doen / sententie te versoecken, ende de selve tot voordeel der / voors erfgenamen uijtvallende te execute­ren na / behoren, ende voorts generali ende speciali inde / voors. saecken ende des daer aen cleeft te doen, ende te / handelen alle het gene den comparant self / present sijnde soude connen ofte mogen doen, / schoon de saecke nadre ofte speciaeldre lasten / vereijschet dan voors staet, beloven­de voor goet ende / van weerden te houden ende te doen houden alles, het / gene bij den gecon­stitueerden in het jaer voors met / des daer aen depen­deert gedaan ende gehandelt sal / werden, onder het verbant van sijn persoon ende / goederen als na rechten. Aldus gedaen ende gepasseert / tot Breda den 25 november 1681, ten presentie / van Adriaan van Langeleven, borger alhier, ende Geerit / Marcelis Verhaagen, inwoonder alhier, als getuijgen / hier toe versocht, die desen neffens de consituant / ende mij, Nots, mede hebben geseeckert.
 

GAB, N.346 f.124, 04-09-1688

  • In de beschrijving van een nalatenschap komt voor een schuldbrief op Adriaen Janssen Vervoort en Jenneken Thomas Houtepen, groot tweehonderdvijftig gulden, waarvoor Maeijken Thomas Houtepen en Wouter Jan Lambrechts zich als borg hebben gesteld, bij schepenenakte van 06-03-1682.
...Tweehondert en vijftigh gulden / op Adriaen Janssen Vervoort / ende Jenneken Thomas / Hoùtepèn, sijne huijsvr. woo / nende ten Rijen onder / Ghilse, en loopende intrest, / wegens het doch in cas den / selven interest uitterlijck 24 / weken naer den verschijndagh / betaelt word, maar jegens // vijf ten hondert in het jaer, / waer speciaal hypotheeq / gedaen is, ende daer en boven / zelven Wouter Jan Lambrechts / ende Maeijken Thomas / Houtepen, item Huijbrecht / Cornelis Huijbrechts, sich daer / voor noch geconstitueerd / tot borgen als principalen / schuldenaer ende daer / voor mede gedaen speciaal/ hypotheecq, als weeder bij / schultbrief voor schepenen / van Ghilse ter secretarije / van Breda gepassert den zesden meert 1682, dus 250-0-. ...
 

GAB N.394 akte 15 de dato 1699

  • Aanwijzing van grootvader Peeter Houtepen tot toeziend voogd over de kinderen van wijlen Peeter de Jongh door Maria Jonas Verstaeck, weduwe van Gerit Adriaens de Jongh.
Compareerde voor mij, Anthoni Swaen, nots publ […etcetera…] D’eerbare Maria / Jonasen Verstaeck, wede van Gerit Adriaens de Jongh, / woonende alhier Terheijden, cloeck en gezont van / lichaem […etcetera…] verclaert dat naer den doot van haren voorn man salr met hare kinderen / heeft  ge(?) als verclaren ten tijde van // het overlijden van den voorn haren man salr meer / schulden als goederen gehadt te hebben […etcetera…] hare testatrice drije zoonen, met namen Adriaen, Jonas ende / Jan de Jongh, ende dat eenichlijck ende erffelijck / mits dat deselven sullen gehouden wesen uijt te reicken / aen  de naergelaten twee weeskinderen van Peeter / de Jongh, haeren broeder, eene / sommen van eenhondert en vijffenseventich / guldens eens, sijnde eene gerechte vierde part / van de selve kinderen van hem Peeter de Jongh, gecomen sullen sijn tot den ouderdom van 25 jaren offte / andere geaffrobeerden staete (zonder intrest daervan te betalen tot den selven tijt), stellende tot / vooght over den voorS weeskinderen haar testatrices / soon Adriaen de Jongh / ende bij afflijvicheijt van den / selven Jonas ofte Jan de Jongh, ende tot toeziender / der kinderen Grootvader Peeter Houtepen, woonende / ten Rijen onder Gils, uijtsluijtende wel expresselijck de weeskamer ende alle heeren oppervoogden / van wesen, niet willende derselven met haren / testatricen ouderen ofte voorS weeskinderen / sullen hebben te bemoijen […etcetera…]
 

GAB, N. 395, f.28, 05–09-1700

  • Testament van Peeter Peeters Houtepen en Heltien Cornelis Adriaen Lieven.
In den name ons Heeren Jesu Christi Amen. Kennelijck sij een /jegelijck hoe dat als inden jare ons Zaligmaeckers 1700 den / 5e dagh der maent September gecompareert sijn voor mij, / Anthonis Swaen, openbaer notaris tot Breda residerende, ende / voor de getuijgen naergenoempt, Den Eersamen Peeter Peeters / Houtepen, mr Cuijper, ende d'eerbare Heltien Cornelis Adriaen / Lieven, echteluijd­en, wonende te Reijen onder Gilse, mij notaris / bekent; den voorn Houtepen gesont van lichaem, maer de voorn / Heltien eenighsints sieckelijck ende te bedden leggende, doch / beijde haer verstant, memorie ende vijf sinnen wel hebbende / ende gebruijkende;
de welcke verclaerden te overdencken / de broosheijt des menschen leven, datter niet seeckerder en is / als de doot ende niet onseeckerder als de ure dien, willende / daeromme uijt dese werelt niet scheijden sonder alvoorens / van haere tijdelijcke goederen, haer bij Godtalmachtich op desen / aerden verleent, gedisponeert te hebben;
maer alvoorens / daertoe te comen, soo bevelen sij testateuren hare onsterffe / lijke zielen als dese uijt hare sterffelijcke lichamen / sullen comen te scheijden, inde gronde­loos Bernherticheit / van Godt almachtich, hare schepper ende Zalighmaeker, ende / hare doode lichamen de aerde ende een eerlijcke begraeffe / nisse naer haer staet;
Ende voorts comende tot dispositie / van hare goederen, haer bij Godt op dese aerde verleent, soo nomineren / ende institueren sij, testateuren, tot haere eenige ende univer / sele erffgenaem de langhstlevende van haer beijde ende dat / in alle hare naertelatene goederen, soo haefte­lijck als erffe / lijcke, gout, silver, gemunt als ongemunt, geene ter werelt / uijtgeson­dert, omme daermede naer de doot van de eerster­vende / te doen sijn ofte haren vrijen eijgen wille, deselve te mogen veralie / ­neren, transporten off te vercoopen, soo sijn ofte hare raet gedragen / sal, sonder tegenseggen van jemanden als deselve // daervan maeckende heer en meester.
Voorts / verclaeren de testateuren dat hare dochter Elisabeth Peeters / Houtepen, wedwe van Peeter Jonas, woonende Terheijden, ende / haer testateuren soon, Adriaen Peeters Houtepen, jder mede / ten houwe­lijck hebben gehadt jder de somme van twintich / gulden, soo willen ende begeeren sij testateuren, dat de / langhstlevende aen hare twee andere kinderen als die tot / hare mondige dagen ofte houwelijcken state sullen gecomen / sijn, oock sal opleggen ende betalen, jder oock eene somme / van gelijcke twintich gulden, waermede sij testateu­ren / verclaren dat alsdan alle hare kinderen ider hare legiti / me portien, die de kinderen naer rechten in haer / ouders goederen sijn competerende, wel sullen hebben genoten. /
Verders soo willen ende begeeren sij, testateuren, dat naer de / doot van de langhstleevende van haer beijden, de voorS hare / vier kinderen de alsdan nogh overschieten­de ende alsdan / noch in wesen sijnde goederen, naer dat hare testateu­re / schulden sullen sijn betaelt, gelijckelijck sullen werden / gepaert ende gedeelt, mits dat haer testateuren jonghsten / soon, Cornelis Peeter Houtepen, noch vooruijt sal trecken ende genieten alle het / gereetschap inden winckel jegenwoordigh ende alsdan bevonden / ende toebehoorende sijn {marge: met allen het hout / ende reepen den / testateuren toecoomende] ende hare jonghste dochter sal hebben / vooruijt den rooden Rock ende beste manteltie, ende dat / voor hare trouwe diensten die deselve aen hare testateuren tot / noch toe hebben bewesen ende indien het Godt belieft tot / het eijnde van hare testateuren doot sullen doen ende bewijsen.
[Marge: Stellende tot vooght / ofte voogdesse over de / onmondige kinderen / de langhstlevende van / haer beijden, uijt / sluij­tende wel expresse / lijck de weesheeren / ende alle opper­vooghden / van wesen, niet willende / dat deselve met hare / kinderen ofte goederen / sullen hebben te bemoijen (behoudens haer / gewaerde respect) maer de langhst / levende de toesicht wel toevertrouwende] /
Alle hetgeene voorS staet haer testateuren van woorde / tot woorde wel ende perfectelijck voorgelesen sijnde, verclaerden / 't selve te wesen haer testament ende uijtersten wille, / die sij willen ende begeren dat sijn volcomen effect sal / sorteren, t'sij als testament, codicille, donatie ofte andere / maeckinge van uitersten wille soo die best naer / rechten ende goeder­tieren gewoonten deser landen / sal connen ofte mogen gestaen, alwaert schoon / dat alle solemnite­ijten naer rechten gerequireert // hier inne niet en waeren geobserveert, deselve deroge / rende voor sooveel in haer is.
Aldus gedaen / ende gepasseert op den Reijhen ten huijse van de testateu / ren des voormiddaghs, de clocke ontrent halft twaelff / uren, ter dage, maende ende jare als boven, ter presen / tie van Jan Wilemen Hoevenaers ende Deonisius Gerits / van Gorp, beijde ingesetene alhier ten Rijen, als geloofwaerdi­ghe / getuijgen hiertoe versocht ende gebeeden. /
 
Peeter Peeter Houtepen,
Dit is het hantmerck van Heijltien Cornelis Adriaen Lieven verclaert niet anders te connen schrijven,
Dit is het x hantmerck van Jan Willemen Hoevenaers,
Dionisius Geeraert van Gorp,
Me Presente Anthonie Swaen, 1700 Nots Publ.
 
 
Margeschrift, 15-02-1707
Cornelis Peeters Houtepen verkoopt datgene wat zijn ouders aan hen hebben gelegateerd aan zijn zwager Jan Gerden van Heusden.
 
Den ondergeteekende, Cornelis Peeters Houtepen, soone van Peeter Peeters Houtepen, / verclaert, alsoo hem bij desen testamente van sijne ouders is geprelegateert, dat nae doode van / haer beijde testateuren denselven boven sijne legitime portie soude trecken, alle den ge / reet­schappe met alle het houwt ende reepen, die hij testateuren sijn hebbende ende eenighe / soude mogen vercrigen, meerder in den testamente gespecifieert, ende alsoo / hij, Cornelis / Peeters Houtepen, nu sijnde getrouwt, sijn gelegentheijt niet en is, om dien winckel oft / gereetschap te gebruijcken, soo verclaert denselven alle sijne actie, die hem van / sijne ouders gemaeckt / op het voorS gereet / schap, hout en reepen, / sonder meer alnu ver / coght te hebben aen sijn / swager, Jan Gereden / van Heusden, omme de / selve naer de doot / van sijn vader / geheel ende t'al envaerdt te / werden, waervoor hij, Jan Gereden / van Heusden, belooft aen hem, Cornelis / Peeters Houtepen, te betalen eene / somme van sessenveertigh gulden, / te betalen te toe / comende vastelavont / deses jaers 1707. / waermede hij / Cornelis Peeters Houte / pen verclaert sijne / legitime / portie en / prelegaet in dit testament / vervattet, te sijn voldaen, maer / hout gereserveert sijn gerechte / vierde paert van de verdere / overschie­ten­de goederen. / actum ende bij ons onderteeckent / desen 15e febr 1707.
Cornelis Peter Houtepen
Jan Gerden van Heusen
 

GAB N.519 akte 9 de dato 31-*-1722

  • Testament (fragment) van Joannes Ruelens en Catrien Thomas Houtepen
[Vorige pagina’s ontbreken] … malcanderen weijders tot vooght off de / vooghdesse van ende onder het voorsn kint / offte kinderen met reverente seclusie ende uijtsluijtinge van de weescamer ende alle Heeren / Oppervooghden t’sij hier offte elders haer / sterffhuijs soude mogen komen te wesen ende / haere goederen gelegen sijn, behoudelijck haere / waardicheijt ende respect, hetgene voorsn / staet de testateuren distinctelijck voorgele / sen sijnde verclaerde allen t’selve te wesen / haer volcomen testament ende uijterstten / wille, het welcke deselve begeren dat naer / haer overlijden precies naergekomen ende / achtervolgt sal werden, t’sij als testament, / codicille, gifte ter saecke des doots als ander / sints, soo ende gelijck het selve naer rechte / aldervest hun ende mach bestaen al in / [?] alle solemniteijt en na rechte geregistreert hier me niet precise geobserveert oock / niettegenstaende eenigs geschieden ofte / als [-] costuijmen, placaeten stadt ofte lant rechten [-] contraire macht en / dicteren als verclaerende de testateuren / deselve voor soo veel in haer vermogen [deel van de pagina ontbreekt] / derogeren bij desen, aldus gedaen [deel van de pagina ontbreekt] / binnen Breda ten comptoire [deel van de pagina ontbreekt] / op heden den eenendertich [deel van de pagina ontbreekt] // 1722 des naermiddachs omtrent twee /uren ter presentie ende overstaen van / Thomas van Bergen, procureur tot / Ginneken ende Adrianus van Bergen /borger deser stede, als getuijgen van gelooven / hiertoe versocht en geroepen.
 
Joannes Ruelens                     Catrien Thomas Houtenpen
 
Thomas van Bergen 1722
A van Bergen 1722
Quod attestor J Rijckevorsel 1722 pub nots
 

GAB N.571, f237v,  30-07-1710

  • Verklaring, waarin Jan Houtepen wordt genoemd als turfschipper van Breda.
Ten versoecke van Monsr Gerardus Le / Court, borger en coopbrouwer alhier,  soo sijn / voor mij Benjamin de R(-), / openb notaris bij de Ed Mo rade van  / Brabant in s’hage geadmitteert / tot Breda residerende, en de / getuijgen naergenoempt, gecompa /reert in proprien persoonen, Adriaen / Stapels, out omtrent 28-jaren, inwoonder / alhier, en gewesen knegt van des / requirants ouders, en Jan Otten, / borger en arbeijder aende haven / alhier, dewelcke op hare eere / en vromigheijt, in plaats van eede / den selven niettemin ten allen tijde / desnoot ende versocht sijnde / presenterende te doen, voor de / cincere en opregte waergeijt /hebben getuijt verklaert en / geattesteert waer ende waeragtich / te wesen,
 
En eerstelijk den / voorn Adriaen Stapels, eersten / depont in desen verklaert waeragtich / te wesendat hij heeft helpen / hooijen het lant van de requirant / in desen, gelegen onder Oosterhout, / en dat voor en ten dahe van sijne requirants ouders // den requirant in desen verscheijde  duijsent ponden hooij heeft doen / naer sijn ouders huijs brengen tot onder / hout van sijns requirants / ouders peert en beesten alsoo de / deselve des requirants ouders / niet genoegh en hadden konnen / hooijen /
 
Den voorschreven Jan Otten, tweeden / deponent in desen verklaert / mede waeragtig te sijn dat hij deponent altijt nevens / Jan Houtepen is uijt, en in / de moeren gevaren, om den / torff ter markt te brengen / en hij deponent altoos door den  requirant in desen voor sijne / arbeijtsloon is betaelt / geweest, als ook de tonsters, / vulsters, delvers, slagputters, / maeksters, overkruijers etc / sonder dat hij deponent eenige / quitantie heeft gegeven // dat mede des requirants schuere / altoos is gelegt vol harden / torff, die dan op sijnen tijt / aen den calanten is verkogt en / uijtgelevert, ja ook met / honderden tonnen des winters, ook / met een ton ’t seffens, dewijl / de requirante in desen de vleet / torven voor een gedeeltselffs / consumeerde, doch geen, off / weijnigh harden torff /
 
Eijndigende de deponenten / hier mede dese hare ver / klaringen En voor redenen van  / wel wetenschap alle gerede / deponenten dat hun ijders gedepo / neerden nog is sijnde in heel versche en goede memorie / en daer bij wel uijtterlijcke / verklaerde te insisteren / aldus gedaen gedeponeert en / gepasseert in Breda, op / huijden den dartichsten Julij / seventien hondert en tien.
 

GAB, N.604, a.108, 12-10-1724

  • Mutueel testament van Adriana Maria Thomas Houtepen en Jan Anthony Huijgen, wonende te Oosterhout.
In den naam des Heeren compareerden voor...
Jan Anthony Huijgen, woonend tot Oosterhout, / ende D'Eerbare Adriana Maria Thomas / Houtepen, wettighe huwelijcxe Luijde, mij, notaris, / bekend, beijde gesont van lichamen, gaande en staende, hen verstand, redenen ende memeorie volkomen machtigh ende gebruijkende / soo als in het passeren deses opentlijck... enzovoorts
... [p.2, regel 8] verclaerden / de testateuren voor eerst te herroepen ...enzovoorts
... van alle/ deselve goederen hebben sij testateuren / malcander over en weeder over, d'een d'ander / ende de langstlevende van hen lieden reciproce­rend / en (-) gegeven, gemaeckt ende nagelaten [p.3] soo ende beloven sij ende anderen dan van hunnen ... enzovoorts
... alimenteren, op te voeden ende groot te brengen / hunne te samen twee kinderen als mede oock / die gene die zij lieden voorders door den/ wege Godts bij de ander sullen becomsten ... enzovoorts
... ende gecomen sijnde totten vorn ouderdom / of ten state alsdan aen ider kint uijt te reijcen / ende te betalen de somma van eenhondert / ende vijftigh gulden eens, ende dat in / voldoeninghe van hene legitieme portie / de kinderen na rechten in henne overledene / ouders goederen compterende, nomunerende / ende instituerende sij testateuren malcanderen / d'een d'ander ... enzovoorts (indien zij zonder achterlating van afstammelingen zouden komen te overlijden, diende alles over beide families gedeeld te worden).
Aldus gedaan ende gepasseert binnen Breda / ten comptoire mijns, notaris, op donderdagh den twaalfden october...
 

GAB, N.610 akte 137 de dato 1730

  • Publieke verkoop van schaarhout door Adriana Maria Schalck, weduwe van Sebastian van den Corput, onder andere aan Jan Houtepen.
Op de conditien en voorwaerden / naerbeschreven sal Juffr Adriana Maria / Schalck, wed: wijlen De Heer Sebastian van / den Corput, publicquelijck aen den meestbie / dende vercoopen het naerbeschreven schaar / hout, staende op en om haar landerijen / hier agter genoemt, alle gelegen onder / Teteringe en de dat in de naervolgende / cavelen, alnu aangewesen, /
De coopers sullen schuldig ende gehouden / wesen het voorsn schaerhout te bossen met / goet en scherp getouw, / werdende tot proffeijt van de juffr vercoopersse / gereserveert alle de opgaende bomen /
Item sullen de coopers het schaerhout van / den gront moeten ruijmen voor halff april / des toecomende jaars 1731 op verbeurte van / allen het schaerhout dat alsdan nogh / van den gront niet geruijmt sal wesen // ten behoeve van den armen van Breda /
Item de coopers sullen in het bossen en  / ruijmen van het schaerhout van den gront / geene schade aen de huurders mogen doen / op peene van die schade te moeten vergoeden / ter estimatie van luijden hen des verstaende /
Item sullen de coopers gehouden sijn henne / te belovene Cooppenn. te betalen in goet / ganghbaer gelt ende dat met geene / mindere munte als twee stuijvers penn. / in handen van de Juffr vercoopersse / ende dat uitterlijck St Jan 1731 eerst / comende, sonder langer uijtstel, ende / op elcken gulden cooppenningen sal op / den palmslagh bij de coopers moeten / betaelt werden tot rantsoen gelt eenen // stuijver twee oort van elcken gulden / gelijck oock de coopers sullen moeten / dragen ende betalen de geregtigheijt / der paghter van de besaijde gemeten / competerende op het schaerhout en / platte bosschen volgens d’ordonnantie van Haer / Ho: Mo: sonder kosten /
De insetters bieders offte verhoogers sullen / met eens anders na gebodt niet ontslagen / sijn maer sal de vercoopersse haer mogen houden / aen haren schoonsten ende gereetsten cooper / ofte bieder, naer haer believen, ofte welge / valle ende den palmslagh mogen geven / soo wel in absentie als presentie van de  / bieders ofte coopers binnen agt dagen / naer dato deser, ende sal oock het schaerhout / aen haer mogen behouden indien het naer / haer goetduncke niet genoegh gelden en / mochts /
Het mijnen sal voor het strijcken gaen en / soo wie eenigh gelt meijnt ofte strijckt, die sal / sonder versoeck voor het wel voldoen deser / conditie ende belooffde cooppenn twee sufficente / borgen moet stellen binnen de stad Breda / offten der selver jurisdictie genoegh gegoeijt / sijnde, die gesamentlijck een voor al, ende elck als principaal schuldenaer sullen / verbonden sijn, onder renuntiatie van de / benefitien ordinis divisionis et excusionis, / dicterende dat men den principalen / debiteur, eerste soude moeten aenspreecken /  ende executeren ende t’gene dan te kort / komt op den borgen verhalen, ende dat daer twee off meer borgen sijn voor eene schult, / elck soude mogen volstaen met sijn deel, / belovende sij borgen hen daer mede niet / te behelpen maer die te renuncieren als / voor /
Het voorsc schaerhout sal staen tot coste, / perijkel en avonture van de coopers soo laet / daer van aen haer den palmslagh sal sijn gegeven /
Item de coopers sullen sonder kosten voor het // maken en houden deser conditie het / schrijven van het publicatiebilliet ende / het verschot van zegelscontant op den / slagh moeten betaelen van elcke cavel / twaalf stuijvers  /
Op elck insetten en verhoogen sal moeten / betaelt werden eenen stuijver ende op den / slagh twee stuijvers van ider cavel / respective sonder kosten voor den armen / van Breda,
Eerstelijck sal de voorsz Juffr Adriana Maria / Schalck wed: wijlen D’heer Sebastiaen van de / Corput op allen de voorenstaende conditien / de voorwaerden publicquelijck aenden / meestbiedende vercoopen allen het schaerhout / staende op, en om een parcheel zaeijlants / groot omtrent een halff buijnder gelegen te  / Tetereingen Zuijden, gekomen van Cornelis […etc…] //
2 Cavel /
Allen het schaerhout staende op en om / een parcheel zaeijlants groot omtrent een / buijnder, genaemt bomenacker, gelegen tot / teteringen in west zuijden tegenwoordigh / in huere gebruijckt wesende bij Jasper Mees /en Frans Wouter Nooren /
Ingeset bij Jan Houtepen op elff/ guldens, strijckt elff stuijvers /
Op den slag (-) bij Jan van Poppel / voor twaelff guldens borgen Jan van / Crije(?) en Jan Houtepen getuijgen als / boven
[volgen handtekeningen] //
3 Cavel
Allen het schaerhout staende op en om een / parcheel zaeij en weijlant t’eijnden malcander / gelegen int boeverijen int voorbosch groot / omtrent een buijnder tegenwoordigh in huere / gebruijckt werdende bij Anthonij Anthonisse / van Leegemiert/
Ingeset bij Jan Houtepen voornoemt / op vijftien guldens thien stuijvers / strijckt elff stuijvers /
Slaedt slag voor sijn gebodt van / vijftien guldens tien stuijvers, borgen / Jan van Poppel ende Thomas Gevers / getuijgen als boven /
[volgen handtekeningen] //
6 Cavel
Allen het schaerhout staende op en om / een parcheel wijlant, groot drie vierendeel / Buijnders, gelegen als voor in huere gebruijkt / werdende bij Anthonij Anthonisse van Leegemiert /
Ingeset bij Rombout opvelden / op agt gulden, tien stuijvers, strijckt / elff stuijvers /
Gemeijnt op den slag bij Jan Houtepen / op negen gulden, borgen Jan van Poppel /en Thomas Gevaerts, getuijgen ut ante /
[volgen handtekeningen] //
 

GAB, N.618 a.21, 13–03-1738

  • Huwelijkse voorwaarden tussen Abraham Rijnier Beckers, weudwnaar van Anna Willem Hinnen, en Johanna Thomas Houtepen, weduwe van Geerard Princen, wonende te Bavel.
In den naam des Heeren amen / compareerde voor mij, Cornelis van Bommel, / openbaar notaris, bij den Ed. Mog. Raad van Brabant in 's-Gravenhage geadmitteerd, tot / Breda residerende, ende getuijgen / naergenoemt, Sr Abraham Rijnier Beckers, / wonende tot Chaam, voormaels weduwnaar / van Anna Willem Hinnen, toecoomende / bruijdegom ter eenre, Ende juffrouw Johanna Thomas Houtepen, voormaels weduwe van Geerard Princen, woonende / tot Bavel, toecoomende bruijt ter andere zijde. De welcke verclaarden / met melcanderen beaamt ende / gesloten te hebben een wettigh huwelijck / ende van meijninge te sijn hetselve / eerstdaaghs te solemniseren ende / te voltrecken volgens de wetten desen / landen ende dat op desen naervolgende / huwelijcxe voorwaarden. / Namentlijck dat iedre tot onderstaendt / voor het voorB huwelijck sal inbrengen / alle sijne ende haare goederen, sullende / egter henne respectie­velijck in ter // brengen obligatien, schepenenschult / brieven, vaste ende onroerende goederen / ... enzovoorts
[er wordt geen gespecificeerde lijst aan de akte gehecht en er is sprake van een verdeling bij helfte ingeval van overlijden van de eerstster­ven­de]...
Aldus gedaen ende gepasseert binnen / Breda, desen dertiende maart seventien / hondert achtendertig in presentie Sr / Petrus van der Burgt, coopman in wijnen, / ende Phillipens La Ray, jongman, beijde alhier / ter steede wonende, als getuijgen hiertoe / versogt ende geroepen. Quod attestor.
Johanna Thomas Houtepen ondertekent mede.
 

GAB, N.676, f.170, 11-07-1733

  • Betaling door Jan Claassen Houtepen, wonende onder Teteringen, van de huurpenningen van een kavel grond te Ginneken onder Ulvenhout, door overdracht van de daaropstaande oogst.
Compareerden voor mij P. (?) de / Laar, openbaar notaris bij den ed Mog. raede van Brabant in 's Gravenhage / geadmitteerdt, tot Breda resideerende, ende / getuijge naergenoemt, Sr Wouter Liefmans, burger en mrBrootmaaker / tot Breda ter eene, ende Jan Claassen / Houtepen, wonende onder Teeteringe, juris / dictie deses stadt Breda, ter andere zijde, ende / verclaerden de comparanten naer malcander / verdragen en veraccordeert te zijn in voegen / en manieren als volght, namentlijck dat den eersten aan den tweeden comparant / geeft volcomen quitantie van betaalinghe / van de verachterde / huurpenninghen, die den tweeden aan den eersten comparant / (-) verschult is ter somme / van omtrent vijfennegentigh guldens / [salvo justo] wegens huure van een Parcheel / lant, gelegen tot St Ulvenhout onder Ginneken / genaemt Hensenacker, ende dat tot den / jaaren dewelcken sal coper verscheijnen / 1sten maande deses jaars 1733 waer tegens den / tweeden aan den eersten comparant in / vollen vrijen Eijgendom overgeeft alle de / vruchten te velde staande, bestaande in / kooren, haver gerst, boekwijt, Etc 't geene / op den voors acker of land is staande, om / 't selve daar meede bij den eersten comparant / gedaan en gehandelt te werden als sijn Eijge / sonder tegenseggen van imanden. / Den tweedecomparant sal op de selven stoppelen / van de rogge maar weiders of anders niet / mogen omploegen en besaijen met knollen, / maar die niet langer mogen laten staan / als tot ultimo october 1733 en sal hij tweeden / aan eersten comparant van 't selve gewas / moeten geven eenen sack knollen / sullende hiermede eender te casseren alle / (-) tot betaalinghe van eersten (-). / sijn voorgevallen den tweeden comparant verclaert / te -eeren van de - die hij van het voorn / lant is hebbende. Tot naercominghe ende voldoeninghe van 't geene / voors. staat, verclaerden de comparanten ider / in haaren regarde te verbinden haare / presente personen ende goederen, deselve / onderwerpende aan alle Heeren, hoven / rechten en rechteren (-) te gaan / voor alle oppositien of contradictien. Aldus ..
 

GAB N.751, a24,  13-03-1751

  • Beschrijving van de nalatenschap van wijlen Cornelia Adriaan Jans, weduwe van Jan Houtepen, ten behoeve van hun twee kinderen Nicolaes en Adriana Houtepen.
Inventaris gedaen maken / en in geschifte doen / stellen bij Arnoldus van / Grimhuijsen, borger en / inwoonder alhier, wedu / wenaer van Catharina / Schuurmans, onlangs / alhier te Breda overle / den, en dat van alsulke / goederen, gelden en / effecten als onder den / rendant zijn gekomen / en gebragt geworden, uijt / den boedel en nala / tenschap van Cornelia / Adriaan Jans, in haer leven wede van  Jan / Houtepen, op ordre // van des rendants broeder / Hendrik Adriaan Jans / als voogt aengestelt / zijnde over twee min / derjarige kinderen van  / voorn Jan Houtepen / en Cornelia Adriaan / Jans, met namen deselve / kinderen Nicolaes en Adriana Houtepen, soo ook van Geertruij / Adriaan Jans, huijsvrouw/ geweest zijnde van Joost / Marcelis Coninghs, als / mede nogh eenige huer / penningen voor den / voorn Nicolaes Houte / pen, hier agter breeder / gespecificeert, allen ’t welke inden gemeenen / boedel van den rendant / en sijn overleden huijs / vrouw berusten en bestaen / de in het naervolgende /
Eerstelijk/ is int jaer 1748 onder / den rendant gekomen off / gebragt eenige meubi / laire goederen van Jo / hanna Jan Houtepen, / zijnde des rendants / nigt geweest, dogter van  / opgemelten Jan Houtepen, / die den rendant op het  goedvinden van sijn // voorn broeder Hendrik Adri / aen Jans, op het weekelijks / erffhuijs alhier heeft doen / verkoopen, en daer voor / ten behoeve van de voorn / kinderen heeft ontfan / gen de somme van  / drie en twintigh gul / dens agtien stuijvers / volgens het handschrift / daer van zijnde, dus 23-18- // transport ƒ 23-18-
Van de wede van Arie / Pieters van Loon ontfan/  gen de somme van / negen en twintigh gul / dens, die selve wede van  // Arie Pieters van Loon / onder hadde, behoorende / aenden boedel en nala / tenschap van opgemelte / Cornelia Jans wede Jan / Houtepen, dus alhier / deselve somme 29-0- /
Item van gemelten Hen / drik Adriaan Jans, in / voorsz sijne qualiteijt, / ontfangen, ten behoeve / van de voornoemde / twee kinderen, de somme / van seventien guldens / vijfftien stuijvers, sijnde [ƒ 52-18- // transport ƒ 52-18-] hun aendeel ofte erffportie / in de nalatenschap van  / Geertruij Adriaan Jans, / huijsvrouw geweest zijnde / van Joost Marcelis / Konings, dus 17-15-
Alnogh ontfangen / ten behoeve van voorn / Nicolaes Houtepen de / somme van ses guldens / wegens sijn huer die te / goed was ehbbende van / sijnen baes, Jan Claas / Janssen, over het jaer / 1749, dus 6-0-
Van den selven [ƒ 76-13- // transport ƒ 76-13-] ontfangen gelijke ses gul / dens, die hij Nicolaes Hou / tepen te goed hadde over het jaer 1750, dus 6-0-, / somma 82-13-
Welke voorn somme van twee / en tachtigh guldens dartien / stuijvers, den rendant verclaert / van de persoonen hier boven / gemelt, ten behoeve van de twee /voornoemde kinderen ontfangen / te hebben, en dat de gemelte / somme in den gemeenen boedel / tusschen hem en sijne / overleden huijvrouw, als voorsz beseten gewor / den zijn berustende, ende meer // gemelte kinderen toebehooren / verclarende den rendant hier / inne oprechtelijk gehandelt te hebben / sonder sijns wetens iets ter quader / trouwen tot laste van de nalaten / schap van sijne gemelte vrouw / ofte haar erffgenamen / in desen inventaris gebragt / te hebben [marge: nogh ook door gifte off gaven aen gemelte kinderen te hebben benadeelt] berijt zijnde de deug /delijkheijdt van dien ( : dus gere / quireert werdende : ) met eede / te sullen becragtigen /
Aldus gedaen binnen Breda, ten / woonhuijjse van den rendant op / heden den dertienden maart / seventienhondert een en vijff // tigh, ter presentie en overstaen / van Gerard van Riel, mijn / notaris clercq, en Matthijs van Geldrop, beijden als getuijgen hier / toe versogt en geroepen
Arnoldus van Grimhuijse
G. van Riel
Matthijs van Gelderop
Quod attestor
C: Bollaerts nots 1751
 

GAB, N. 839, a53, 17-04-1739

  • Verklaring door Adriaan van Ballaart, pachter van de impost van bieren etc. over 1738-1739 in Ginneken en Bavel, op verzoek van o.a. Jan Thomas Houtepen, huisbrouwer te Ginneken en Bavel.
Compareerde voor mij Jacobus Johannes / van de Laar, openbaar notaris bij den / Ed Rade en Leenhove van Brabant, en / Landen van Overmaze geadmitteeert, bin/ nen Breda residerende, ende de getuijgen /naergenoemt, Adriaan van Ballaart, / pagter van den impost op de bieren etc / over den dorpe Ginneken en Bavel, Baro/ nie van Breda, voor den termijn ingegaan / primo October 1738 en expirerende ultimo / September 1739, dewelcke ter requisitie van / Willem Moonen, Johannes van der Schoot / en Jan Thomas Houtepen, huijsbrouwers en tappers, / woonende tot Ginneken en Bavel voornt / onder presentatie van eede welken hij / ten allen tijde berijd is te doen, heeft ver / klaart waar ende waaragtich te sijn,
dat / hij met de requiranten is gecomposeert (doorgehaald: geaccordeert)/ over den voorne termijn (doorgehaald: soo) wegens / de consumptie van de bieren (doorgehaald: in haere huijs / houdinghe als wegens hunne brouwe en / den neeringe) als vanouts, namentlijck met den eersten / requirant voor eene somma van vijffenses / tich gls, met den tweede requirant voor / eene somma van sestigh guldens / en met den derden requirant voor eenen / somma van dartich guldens; / eijndigende den deponent hier mede sijne verklaringe gevende voor redenen van wel / wetenschap als in den text. /
Aldus gedaen en gepasseert binnen Breda // desen seventiende April 17h negen en / dartigh ter presentie van Hendrik Kamer / ling en Andries van Hattum, mijns notaris / clercq, als getuijgen hier toe versogt, en / geroepen etca
Adriaan van Ballaard
H. Kamerling
AVHattum
Quod attestor
J.J.vLaar nots 1739
 

GAB N.984 f.41,  06-03-1750

  • Verklaring van onder andere Johan Houtepen, schepen te Rijen, inzake een voorval tijdens een reis van Rotterdam naar Breda.
Op heijden den sesden Maart 1750 / compareerden voor mij Cornelis / Ruseren?, openbaar notaris bij den / Ed Raade en Leenhove van Braband / in ’s Gravenhage geadmitteert, in / Breda residerende, en de getuijgen / naergenoemt, d’Heer en Mr Abraham / Zandvoort, schouteth der Heerlijkheden / Ginneken en Gilse, monsieur Johan / Houtepen, schepen ten Rijen, d’Heer / Thomas van Bergen, procureur te / Breda, Monsr Johannes van Bergen, / wijnkooper alhier, mitsgaders sinjeur / Jacobus Faes, meester silversmit, / mede te Breda voorschreven, welcke / comparanten verklaren, ter requisitie / van den Wel ed: gestrengen Heer / de La Failje, Bailliuw van de Hooge / en Laege Swaluwe, onder presentatie / van eede bereijd sijnde die, desversogt / werdende ten allen tijden te doen en / te presenteren waar en waarachtigh te  / sijn
dat sij comparanten op laastleden / woensdage den 4e deser maand Maert 1750 //met nogh een persoon, genaamt Pieter / de Cock, coopman woonagtigh tot Gent, / tesamen sijn verreijst van Rotterdam / na Breda en met een schouw des voor / middags omtrent twaelff ueren gearri / veert sijnde te Dordreght ten huijse / van de weduwe Toulemonde deselve versoght / hebben een weijnigh eeten voor haar / comparanten te vervaardigen, als wan / neer voornoemden Pieter de Cock van / die beleeftheijd is geweest (bedagt sijnde / dat de tije op het Dortse veer moghte / verloopen) van sig aan te bieden om / voor uijt te gaan tot het doen buijten / brengen van een schuijt off schouw, / welcke aanbiedinge door de comparanten / geaccepteert sijnde, denselven emediaat / sig derwaarts heeft begeven en ’t voorsr / versoght hebbende, sig een weijnigh / daer na met nogh twee andere personen, / die aan het veer stonden heeft doen / overvoeren na de Lage Swaluwe en / aldaer voor de klock halff vier gearri / veert sijnde, aenstonds aan den commis // saris off hospita, woonende in de Valck / aldaar, versogt heeft, soo ras mogelijck / een wagen voor ses persoonen, die hem / in een schouw volgden, en ras stonden / aan de wal te komen, wilde doen vervaar / digen omme hem nevens deselve na  / Breda te transporteren,
dat de compa/ ranten voor off omtrent vier uuren / op de Laege Swaluwe mede aengekomen / sijnde, van voorn Pieter de Cock hebben / vernomen en berigt becomen, dat / niettegenstaande sijne itensive min /nelijcke versoecken om dog spoed te / maken, dat de vouture tot het doen der / reijs na Breda in gereetheijd mogen / werden gebragt, vermits het andersints / te laat soud werden om binnen Breda / te komen, desselfs minnelijcke aansoec / kingen door den commissaris / geordonneert wier spotswijse te seggen, / men sal eerst den wagen eens smeeren, / sonder dat tot het vervaardigen der / versogte vouture eenige de minste / movementen wierden gemaakt //
dat de comparanten, het voorschreve ver / noomen hebbende en bedagt sijnde dat / bij lange retardement het onmogelijck / was dien namiddag te Breda te konnen / arriveren, den derden comparant, / Thomas van Bergen, hem aan de hospita / in Den Valck geinformeert heeft, wiens / tour het was, en sulcx vernomen hebbende / sig heeft begeven ter huijse van den / voerman en bevindende, datgeen de / minste spoed tot het inspannen van de / wagen wierd gemaekt, aen de vrouw / van den huijse, alwaer denselven wagen / stond, verosgt heeft dog spoed tot de / inspanning te willen versorgen, met / bijvoeging, dat desselfs movement met  / sijn verder geselschap heden avond te / Breda ten uijttersten nodig was, dog, in / plaatse van aan dat versooeck te voldoen / deselve vrouw aan hem derden comparant / verscheijde verkeerde antwoorden en seer / brutaele bejegeningen heeft tegemoet / gevoert, derhalven sig deswegen genood / saekt heeft gevonden, bij den commissaris / over sijn wedervaren te beklagen, en te / tegelijck te versoecken, dog sorg te willen / dragen, dat de passagiers in het // vervolgen van haar reijs, niet verlaat / wierden, en dat den wagen in gereetheijd / mogte worden gebragt /
verklarende de gesamentlijcke comparanten wijders, na dat desselve mede / wel ruijm een halve uer sijnde opgehou / den, en alsoo volgens het gedeclareerde / van voorgemelden Pieter de Cock, die / wel een halve uer bevorens de compa / ranten was gearriveert en dus omtrent / een geheel uer sijnde verstreecken, eer / den geordonneerde wagen te voorscheijn / gekomen, gevoert werdende door een knegt, genaamt sijnde Adriaan / Nelemans,  verder gebeurt te sijn,
dat / na alvoorens aan de huijsvrouw van / den commissaris, of hospita in De Valck / aangebooden sijnde geweest de vragt / ter somme van negen guldens, en twaalff / stuijvers voor passagie geld te willen / ontfangen, sulcks bij haar is gerefuseert / geworden, seggende, ik ontfang geen geld / voor een voerman, dat moet je hem / selfs betalen, als hij de heeren heeft weg / gebragt, maar de Heeren moeten maar / het passagie-geld voldoen, als wanneer / het selve passagie geld aen haer te gelijck / is betaelt geworden, en haer comparanten / alsoo op voorgem wagen hebben begeven // wijders gebeurt te sijn dat den voerman  / of knegt van den meergem wagen gevraegt / heeft of de vragt betaelt was, en hem / geantwoort sijnde, neen, dat sullen uw de / Heeren wel betalen, als je haer hebt weg / gebragt, denselven heeft gerepliceert, dan / wil ik niet reijden, sij moeten eerst de / vragt betalen, off ik reij voordien niet, en / weder aen den selven voerman door de voor / gemelte hospita geantwoort sijnde, die / Heeren sijn bekende heeren, die sullen je / wel voldoen, reijd maar heenen, en door / de comparanten mede tot differente / malen in beleefde termen gesegt sijnde / haer dog niet langer op te houden, maar / door te reijden, en de betaling te Breda / te sullen doen, een tweede persoon bij den / selven wagen sijnde gekomen, seggende / genaamt te wesen … Botbijl, welcke op / een seer brutaele wijse onder meenigte / vloecken de comparanten bejegende / aan den selven voerman geordonneert / heeft om niet te reijden, seggende voor / den donder, nu sal hij niet reijden, goddome / en gij luij kond nu sien hoeje ‘thuijs komt / alswanneer de voorgemelte comparanten / genootsaeckt sijn geworden, haer van den / wagen te begeven, seggende den eersten // comparant in het afgaan van den selven / wagen, vrienden, dat sult ge te beklagen / wij sullen ons aan al je brutaliteijten / gelegen laten leggen en sien off de passa / giers daer een ordentelijck veer is, op dus / danige brutaele wijse, die niemant ’t sijne/ weijgeren, mogen behandelt worden / als wanneer den voorgemelten Botbijl / hem eersten comparant te gemoet voerde / doed, goddomme, dat gij kond, ik waeger / een vragt off twaelff aan, en loopt voor / den donder / verklarende de comparanten gesamentlijck /
dat den eersten comparant aan hem Botbijl / gevraegt heeft, wat segt gij, weet je tegens / wie gij spreekt, moet ik voor den donder / loopen, den selven daerop heeft geantwoort / ja, mandenmorgen? Al was je den Coning van / Pruijssen en dat die hier was, ik souw / goddoome hen het selve doen, en kan alsoo / wel voor den donder loopen als gij, en verdere brutaele expressien meer. /
Eijndigende de deponenten hiermede hare / verklaringe, gevende voor redenen van / wetenschap, als in den text, en dat alen / ‘tselve alsoo waarlijck is voorgevallen / en gepasseert, en dieshalven genoodsaeckt / sijn geworden den volgenden nagt haar buijten / de stadt te moeten ophouden /
Aldus gedaen, verklaert en gepasseert // binnen Breda op huijden date als boven ter / presentie en overstaen van d’heer Pieter van  / Bransen en Sr Hermanus Giesen, beijden / borgers binnen dese stad woonachtigh beidjen / als getuijgen hiertoe versoght.
AZantvoort
Jan Houtepen
Thomas van Bergen
J van Beregen
J Faes
P. van Brantsen
H. Giesen
Quod attestor
 

GAB, N.1030 f.146, 09-10-1767

  • Verkoop door de erfgenamen van Abraham Beckers aan Petrus Houtepen, pastoor in Princenhage, van twee obligaties ten laste van Nieuw Jacobsland (Fijnaart) ten bedrage van tweeduizend gulden tegen 3% per jaar, van welke twee obligaties hij reeds het beheer had als administrateur over de persoon en de goederen van de erflater.
Op heden den 9den october 17hseevensestig / compareerden voor mij, Johannes Hendrikus Roe / lants, openbaar notaris bij den Ed. Mog. Raede en Leen / hove van Brabant en landen van Overmaazen, ge.eert bij den Ed. Mog. Heeren Preesident Raeden / en Reekenmeesters van wijle haare Koninklijke / Hoogheid, mevrouw de Princesse Douariere van Orange en Nassau, xxxa in 's-Hage geadmitteert, / te Breda resideerende ende getuijgen naerde / noemt, Juffrouw Johanna Beckers, huijsvrouw / van de Heer Gerardus van de Ouweland, coopman te Oosterhout, geassis / teert voor voorzooveel des noods met gem. haaren / man en door denselven tot het passeeren deeses / ten derden gequalificeert, Item den Eerwaarden Heer Reijnier Beckers, ouden Rooms Pastoor binnen deese stad, en de Heer Anthony Beckers, woonagtig te Essen, kinderen en erffgenaemen van haeren vader Sr Abraham Beckers, gewoont hebbende en overleden te Chaam, dewelcken ver / claerden bij desen te cedeeren ende te transpor / teeren mitsgaders in volcomen eijgendom over / te geven aan den Eerw. Heer Petrus Houtepen, Rooms Pastoor in 's Princen Hage Baronie / desen stadt twee obligaten, goed groot zijnde / twee duijsent Guldens Capitael, staende ten naeme en behoeve van den gen. Eerw. Heer Petrus / Houtepen, in qualiteijt als administrateur / over den persoon en goederen van Sr Abraham Beckers, woonende te Chaam, ende ten lasten / van Nieuw Jacobs Land, anders Fijnaart, mar / quisaat van Bergen op Zoom, zijn van dato / 4e junij 17sesenvijftig, intrest lastende teegen / drie Gulden percento / Bekennende de comparanten en transportanten / van de cessie en transporte des gen. obligatien / met de daarop te goed zijnde interessen door / den Heer getransporteerde ten volle te zijn vol / daan en betaalt, verclaerende deshalve de com / paranten aan de gem. obligatien geen het ander / inceste recht nog eijgendom meer te behouden / nog te reserveeren in eenighen manieren / maar ter zelven afstande te doen ten behoeve / van de hier getransporteerde met belofte / weijders omme den hier getransporteede het / effect van deesen transporte te zullen doen / en laaten genieten onder verband als na regten. / Aldus gepasseert binnen Breda voorn., ten / daage, maande en jaare als voorn. ter pre / sentie van Leonardus Lambertus Loeff en / Cornelis Oldenborgh, beijde als getuijgen hier / toe versocht.
 

GAB, N.1030 f.147, 09-10-1767

  • Akte van kwijting en décharge ten behoeve van Petrus Houtepen, pastoor te Princenhage, in zijn hoedanigheid van voogd over de minderjarige kinderen van zijn overleden zus Johanna Houtepen en haar overleden man Abraham Beckers, en ten behoeve van Reijnier Isaak Beckers, gesubstitueerd voogd.
Op heden den 9den october 17hseevensestig / compareerden voor mij, Johannes Hendrikus Roe / lants, openbaar notaris bij den Ed. Mog. Raede en Leen / hove van Brabant en landen van Overmaazen, gecreeert bij den Ed. Mog. Heeren Preesident Raeden / en Reekenmeesters van wijle haare Koninklijke / Hoogheid, mevrouw de Princesse Douariere van Orange en Nassau, etcetcetca in 's-Hage geadmitteert, / te Breda resideerende ende getuijgen naerge / noemt, Juffrouw Johanna Beckers, huijsvrouw / van de Heer Gerardus van de Ouweland, coopman te Oosterhout, geassis / teert voor voorzooveel des noods met gem. haaren / man en door denselven tot het passeeren deeses / ten derden gequalificeert, Item den Eerwaarden Heer Reijnier Beckers, ouden Rooms Pastoor binnen deese stad, en de Heer Anthony Beckers, woonagtig te Essen, kinderen en erffgenaemen van haeren vader Sr Abraham Beckers, gewoont hebbende en overleden te Chaam, en den Heer Petrus Houtepen, Pastoor in 's Princen Hage, in qualt soo als geweese administrateur / over den persoon en goederen van gem. Sr Abra / Ham Beckers als in qualt. als geweesen admini / streerend voogd over de minderjarige kin / deren van wijlen gem. Sr Abraham Beckers / bij hem in huwelijk verwekt aen juff. Johanna / Houtepen, sijnde de laatstgem. compa / rant in qualt van aangestelt bij testament van gem. Abraham Beckers, gepasseert voor (onlees­baar) in dato (niet ingevuld) // Ende verclaerden de comparanten ter eenre / dat de comparant in anderen sijde soo wel als / desselve gesubstitueerde Sr Reijnier Isaak Beckers, / scheepen tot Chaam, van hun heden hebben / geassis­teerd ende ter hand gestelt een gespecifi / ceerde en geextendeerde Reekeninge van den / gereden ontvangst en uitgaven bij hem com / parant ter andere zijde en desselves gesub/ stitueerde sijt hoorde en qualt. als voorm. / gehad en gehouden seedert den 13 februari 1756 / (lege regel) / tot aan het passeren deeses / (strepen en doorhalingen) en verclaerden de comparanten ter eenre / de voorn. administratie en Reekening die / met behoorlijck zegel gemunieert is exactelijk / van post tot post, soo in de ontvang als / uijtgaeve teegens de inventaris daer bij / gemeldt mitsgaeders quitantien en andere jus / tificatien, beschijden daer van sijnde gecon / fronteert, geexamineert en conform bevonden / te hebben. Weshalven sij comparanten ter eenre / deselve Reekening en verantwoordingh // bij deesen approbeeren en goedkeuren, beken / nende sij comparanten ten eenre wijdens uijt / handen van de comparant ter andere sijde en / deselve gesubtitueerde bij het doen van voorn. / Reekening overgenomen en ontvangen te hebben alle effecten en obligatien, hypothequen, / schultbekentenissen, vestbrieven, transporten / (haustedullen?) mitsgaders alle het geene dat / van den voorsz. boedel onder de comparant / ter anderen zijde en deselve gesubstitueerde / Eenigsints heeft berust, Waerommig compa / ranten ter eenre den comparanten ter anderen / zijde voor henne / goede administratie bedanken en deswegens / volkoomentlijk quiteeren en dechargeren, / renuncieerende mitdeesen aan het regt / van recollement van Reekening onder belofte van guarantie.  Aldus gepasseert binnen Breda voorn., ten / daage, maande en jaare als voorn. ter pre / sentie van Leonardus Lambertus Loeff en / Cornelis Oldenborgh, beijde als getuijgen hier / toe versocht.
 

GAB, N.1031 a.159, 19-08-1768

  • Testament van Petrus Thomas Houtepen, pastoor van Princenhage.
Op heeden den neegentienden Augustij 17h agtensestig / compareerde voor mij, Johannes Hendrikus Roelants, Openbaar / Notaris bij den Ed. Mog. Raede en Leenhove van Braband en / landen van Overmaaze gelveert en bij de Ed. Mog. Heeren Pre / sident Raeden en Reekenmeesters van wijle haere Koninglijke / Hoogheid Mevrouw de Princesse van Orange en / Nassau & & & in s’ Hage geadmitteert te Breda Residee / rende ende de getuijgen naergenoemt Den Eerwaarde Heer Petrus / Thomas Houtepen, Room Pastoor in s’ Princenhage Baronnie deeser / stad, mij Notaris bekent, gesond van lighaem, gaende ende staende, zijn verstant, reedenen en memorie ten vollen / magtig zijnde en gebruijkende zoo als in het passeeren deeser / opentlijk bleeke, denwelke niet gaarne uijt deese weereld / zoude scheijden, zonder alvoorens van zijn tijdelijke na te / laete goederen, hem bij God Almagtig op deeser aarde ver / leent, te hebben gedisponeert, ende doende het zelve uit / zijne vrije, eijge en onbedwongen wille, zonder inductie off / persuatie van imande, zoo hij zeijde, verclaarende derhalve / den Heer testateur vooraff te prelegateeren aen de gesamentlijke / kinderen van zijn Heer testateurs Broeder den heer Johan / Thomas Houtepen, eene stede waer op voor desen gestaen heeft / een  huijsinghe &a groot saeij en weijland, te samen omtrent / een buijnder, gelegen onder Gilse ten Reijen, door den Heer / testateurs vader, de Heer Thomas Houtepen, in den jaere / 1725 (!) aangekogt voor de somma van seevenhondert guldens / onder deese mits en conditie nogtans dat de voorm kinde / ren van zijn Heer testateurs voorsz Broeder gehouden en / verpligt zullen zijn aan zijn Heer testateurs gesamentlijke / hier na te noeme geinstitueerde erffgenaemen te moeten / uijtreijken en voldoen en vervolgens in zijn Heer testateurs / boedel en nalatenschap te moeten inbrengen de somme / van driehonderd guldens /
ende in alle zijn Heer testateurs verdere en resteerende // goederen, zoo roerende als onroerende, geld, actien, in / schulden en crediten, geenen van dien uijtgesondert ofte / gereserveert dien den Heer testateur eenigsints met / de dood zal komen te ontruijmen en na te laten, verclaerd / de den Heer testateur tot zijne eenige en universeele / erffgenaemen te nomineren ende te institueren / ende zulcx met volkomen regt en titel van insti /tutie de gesamentlijke kinderen van zijn Heer testateurs / zuster juffrouw Adriana Maria Thomas Houtepen, / item de gesamentlijke kinderen van zijn Heer testa/ teurs zuster juffrouw Catharina Thomas Houtepen, mitsga / ders de gesamentlijke kinderen van zijn Heer testa / teurs gem broeder De Heer Johannes Thomas Houte / pen omme alle zijn Heer testateurs natelaetene goederen  /en effecten in egale portien, niet hoofd voor  hoofd, / maer staecks gewijs onder hen te verdeelen, en daermee / de bij de zelven gedaen ende gehandelt te werden na / haar goeddunken en welgevallen zonder imants teegen / seggen, Ende bij vooroverlijden van eene off meer van / hun derselver wettige kinderen off descendenten / bij representatie in des overleendens plaatse /
zoo nogtans ende met deese expresse wille ende / begeerte van den Heer testateur dat zijn Heer testa / teurs voorn gesamentlijke geinstitueerde erffge / naamen gehouden en verpligt zullen zijn aen / den gesaementlijke kinderen van zijn Heer testateurs / zuster juffrouw Johanna Thomas Houtepen te moeten uijt / reijken en voldoen een geregte agtste part van zijn Heer // testateurs zuijvere nalatenschap, zoo als die op het / overlijden van den Heer testateurs na voldoeninge / der prelegaten en legaeten mitsgaders dood en anderen / lastige schulden in weesen bevonden zal werden / in welk voorn een agtste part dezelve kinderen / van zijn Heer testateurs voorsz zuster juffrouw / Johanna Thomas Houtepen tot meede erffgenae / men van den Heer testateur bij deesen werden gein / stitueert, Ende bij vooroverleijde van eene off meer van  / hun derselven wettige kinderen off descendenten / bij representatie in der overleedenens plaatsen met / welk voorn een agtste part de gem kinderen van  / zijn Heer testateurs voorsz zuster juffrouw Johan/ na Thomas Houtepen uijt zijn Heer testateurs boe/ del  en nalatenschap werden gesecludeert en uijtge / slooten om reeden den Heer testateur daer / toe moveerende /
Weijders is de expresse wil en begeerte van den / Heer testateur dat zoo wanneer onverhooptelijk zig / imande van de voorsz prelegatarissen off gein / stitueerde erffgenaemen met het aan hen gemaek / te niet willende vergenoegen en zig teegens deese / dispositie off andere die hij Heer testateur uijt / kragte van de hierna te adhibereene clausule / reservatoir in tijden en wijlen nog nader zoude / moogen koomen te doen in regten quaemen te ex / poseeren, dat in soodanigen gevalle als dan den / zoodanigen opposant off opponsante van het aen / haar geprelegateerde gelegateerde off gemaekte // zullen zijn vervallen en versteeken int welke als dan / zal moeten aliresseeren en devolveeren op zijn Heer / testateurs voorsz geinstitueerde erffgenaemen die / deesen testamente zullen komen te acquiseeren  en / gehoorsamen  /
voorts verclaerde den Heer testateur tot executeur van  / zijnen boedel en nalatenschap, mitsgaders zoo eenige / minderjarige op zijn Heer testateurs overleijden / zig in zijnen boedel mogte bevinden over dezelve / tot voogd aen te stellen ende te commiteeren Den Eer / waerde Heer Adrianus Krul, Rooms Pastor te Ooster / houd, geevende aan den gem: Heer executeur zoodanig / gesag en authoritijt als aan een executeur en voogd / na regten is competeerende, en wel specialijk ook / de magt en facultijt omme zonder eenige de / minste authorisatie off decreet van eenige opper / voogden van nooden te hebben der minderjarige / zoo roerende als onroerende goederen en effecten na / welgevallen en goedvinden door notaris off ander / publicq persoon het zij publicq off uitterhand te kon / nen en moogen verkoopen, alles meede met magt / van assumptie, surogatie en substitutie, mitsgaders / met reverente seclusie van alle Heeren oppervoog / den, weesmeesters en weeskameren, wie en waar de / selve ook zoude moogen zijn, behoudens nogtans / deselver waerdigheid en respect, /
eijndelijk verclaerde den Heer testateur nog aen hem // wel expreselijk te reserveeren en voor te behouden / de magt en facultijt omme deese zijne testamente / het zij met daer bij off aff te doen, als hij Heer testateur / nader zoude konnen koomen goed te vinden, willende  / en begeerende hij Heer testateur ten dien eijnde , dat / allen het geene bij hem Heer testateur naermaels / eijgenhandig beschreeven en onderteekent zoude / mogen worden bevonden off wel selfs bij een ander / geschreeven en maar bij hem Heer testateur ondertee / kent zijnde, alles punctuelijk meede geobserveert / en naergekomen zal moeten werden, als off allen / het zelve hier inne van woorde tot woorde geinse / reert en uijtgedrukt stonde, en zulks alles van / deese testament een weesentlijk deel was uijtmaa / kende; /
Alle het geene voorsz: staat den Heer testateur / duijdelijk  van woorde tot woorde voorgeleesen / en bij hem wel verstaen zijnde, soo hij betuijgde, verclaerde het / zelve te weesen zijn testament, laetste en uiiterste / wille, willende en begeerende dat het zelve na zijn / dood zal bestaan en volkomen effect sorteeren, / het zij als testament, codicil off andere actens van / uiterste wille, zoo als het zelve best zal konnen / bestaan, niet tegenstaane eenige ommissen, ver / soekende het uitterste beneficie te mogen genieten // Aldus gepasseert binnen Breda voorsz: / ten daage maende en Jaere als voore ter pre / sentie van Leonardus Lambertus Loeff en Mic / hiel Roda, beijde als getuijgen hier toe versogt.
Petrus Houtepen Pastor in sPrincenHage
LL: Loeff
Michiel Roda
Qoud attestor
JHRoelants, Nots
 

GAB, N.1035 a.114, 30-06-1792

  • Testament van Petrus Thomas Houtepen, pastoor van Princenhage.
Op heeden den dartigsten Junij Augustij 17h tweeenseventig / des namiddags omtrent halff vier uuren / compareerde voor mij, Johannes Hendrikus Roelants, / Openbaar / Notaris bij den Ed. Mog. Raede en Leenhove / van Braband en landen van Overmaaze gecreeert / en bij de Ed. Mog. Heeren President Raeden en Reeken / meesters van wijle haare Koninglijke Hoogheid / Mevrouw de Princesse Douariere van Orange / en Nassau & & & in s’ Hage geadmitteert te Breda / resideerende ende de getuijgen naergenoemt den / Eerwaarde Heer Petrus Thomas Houtepen, Rooms / Pastor in s’ Princenhage Baronnie deeser stad, mij / Notaris bekent, zijnde den Heer comparant eenig / sints siekelijk na den lichaeme edog, gaende ende / staende, en hebbende voorts alle [-] om  / me uijterste wille te maaken zoo als in het passeeeren / deses uijterlijk bleeke, denwelke niet gaarne / uijt deese weereld zoude scheijden, zonder alvoorens van / zijn tijdelijke natelate goederen, hem bij Godt / almagtig op deesen aarde verleent, te hebben gedis / poneert, ende doende het zelve uit zijne vrije, / eijge en onbedwongen wille, zonder inductie off / persuatie van imande, zoo hij zeijde, dog vooraff  / verclaarde den testateur te revoceeren, casseeren, / doodt ende te niette te doen alle voorige testamen / ten, codicillen en alle andere actens kragt van  / uijterste wille hebbende, die den testateur voor / date deeses eenigsints heeft opgerigt ende gepas / seert, niet willende dat deselver ofte eenige van dien / de minste kragt off effect sorteeren zullen /
Ende al nu oficieus koomende ter dispositie / zoo verclaarde den testateur vooraff te prelega / teeren aen de gesamentlijke kinderen van zijn / Heer testateurs Broeder de heer Johannes //  Thomas Houtepen, eene stede waer op voor deesen / gestaan heeft een  huijsinge &a groot met de saeij en weijland / te zaamen omtrent een buijnder, geleegen onder / Gilze ten Reijen,  door zijn Heer testateurs vader, / de Heer Thomas Houtepen, in den jaare 1725 aangekogt / voor de somma van seevenhonderd guldens onder / deese mits en conditie nogtans dat de voorm kinderen / van zijn testateurs voorsz Broeder gehouden en ver / pligt zullen zijn aan zijn testateurs gesamentlijke / hier na te noeme geinstitueerde erffgenaamen / te moeten uijtreijken en voldoen en vervolgens in / zijn testateurs boedel en nalatenschap te moeten / inbrengen de somme van driehonderd guldens / eens /
ende in alle zijn Heer testateurs verdere en resteerende / goederen, zoo roerende als onroerende, geld, actien, / inschulden en crediten, geene van dien uijtgeson / derd ofte gereserveert dien den testateur verders eenigsints / met  de doodt zal koomen te ontruijmen en na te / laten, verclaerde  den testateur tot zijne eenige / en universeele erffgenaamen te nomineeren / ende te institueeren met volkoomen regt en titule / van institutie de gesamentlijke kinderen van / sijn testateurs suster juffrouw Adriana Maria / Thomas Houtepen, item de gesamentlijke kinderen van zijn testateurs / suster juffrouw Catharina Thomas Houtepen, / met naemen Maria, Cornelis en Elisabeth / Rules als meede de gesamentlijke kinderen van / Johanna Rules huisvrouw van [-] alsoo te samen staaksgewijs, / mitsgaders de gesa / mentlijke kinderen van zijn testateurs gem / broeder De Heer Johannes Thomas Houtepen / omme alle / zijn testateurs natelatene goederen  en effecten // in egale portien, niet hoofd voor  hoofd,  maer staaks / gewijs onder hen te verdeelen, en daermeede bij desel / ven gedaen ende gehandelt te werden na haar goed / dunken en welgevallen zonder imants teegenseggen, / En bij vooroverlijden van eene off meer van hun / derselven wettige kinderen off descendenten bij re / presentatie in des overleedenens plaetse /
zoo nogthans ende met deese expresse wille ende / begeerte van den testateur dat zijn testateurs voorn / gesamentlijke geinstitueerde erffgenaamen / gehouden en verpligt zullen zijn aen de gesa / mentlijke kinderen van zijn testateurs zuster / juffrouw Johanna Thomas Houtepen te moe / ten uijtreijken en voldoen een geregte agtste / part van zijn testateurs zuijvere nalatenschap, / zoo als die op het overlijden van den testateur / na voldoeninge der prelegaten en legaeten mits / gaders doodt en andere lastige schulden in weesen / bevonden zal werden in welk voorn een agtste part / deselve kinderen van zijn testateurs voorn zuster / juffrouw Johanna Thomas Houtepen tot meede / erffgenaamen van den testateur bij deesen werden / geinstitueert, Ende bij vooroverlijden van eene / off meer van hun derselven wettige kinderen / off descendenten bij representatie in der overlee / denens plaetse met welk voorn een agtste part de / gem kinderen van  zijn testateurs voorsz zuster  juffrouw / Johanna Thomas Houtepen uijt zijn testateurs / boedel  en nalatenschap werden gesecludeert en / uijtgeslooten om reedenen den testateur daertoe / moveerende /
Voorts is de expresse wil en begeerte van den / testateur dat zoo wanneer onverhooptelijk zig / imande van de voorsz prelegatarissen off ge / institueerde erffgenaemen met het aan hen // gemaekte niet willende vergenoegen en zig teegens / deese dispositie off andere die hij testateur uijt kragte / van de hierna te adhibereene clausule reservatoir / in tijden en wijlen nog nader zoude moogen koomen / te doen in regten quaemen te opposeeren, dat in sooda / nigen gevalle als dan den zoodanigen opposant off / opponsante van het aan haar geprelegateerde gelegateerde / off gemaekte  zullen zijn vervallen en versteeken en / het welke als dan zal moeten alcresseeren en devol / veeren op zijn testateurs voorn geinstitueerde erff / genaamen die deesen testamente zullen komen te acquiseeren  en gehoorsaamen  /
Den testateur stelt en commiteert hier meede tot / voogden over de minderjarige kinderen van Johan / na Rules de persoonen van Reijnier Beckers woonagtig te Chaam / en Cornelis Rules woonende binnen deese stad / geevende aan gem voogden zoodanig gesag en au / thoriteijt als aan voogden na regten kan en mag / gegeeven worden en te gelijk ook den magt van as / sumptie surrogatie en substitutie mitsgaders de magt / tot het aanstellen van een deelvoogd / Weijders verclaerde den testateur tot executeur van  / deesen zijne testamente en natelaten  boedel en / goederen, mitsgaders zoo eenige minder / jarige op zijn testateurs overlijden zig in zijnen boedel / mogte bevinden over dezelve tot voogd aen te stellen / ende te commiteeren Den Eerwaerde Heer Adrianus / Krul, Rooms Pastor te Oosterhoudt, geevende aan / den gem executeur en voogd insgelijks zoodanige / magt als aan een executeur en voogd  na regten is /  competeerende, ende wel specialijk omme sonder / eenige de minste authorisatie off decreet van eenige / Heeren magistraaten off oppervoogden van weesen te versoeken / off van nooden te hebben de vaste zoo wel als // de roerende goederen het zij publicq off wel uijt den / hand te konnen en moogen verkoopen, de koopers / in de vaste goederen te goeden vesten en te erven / de cooppenningen onder cassatie off quitantien / te ontvangen en voorts alles meerder te verrigten / wat een executeur en voogd kan en vermag te doen / mitgaders insgelijks de magt van assumptie, / surrogatie en substitutie, /
Secludeerende den testateur uijt zijnen boedel en / nalatenschap alle Heeren oppervoogden, weesmees / teren en weeskameren, zoo alhier als elders anders / waar zijn testateurs sterffhuijs zal koomen te vallen / ofte eenige zijnen goederen gestaan, geleegen oft / bevonden zouden moogen werden, behoudens / nogthans deselver waerdigheid en respect, /
eijndelijk verclaerde den testateur aan hem wel / expresselijk te reserveeren en voor te behouden de / magt en facultijt, omme deese zijne voorenstaande / dispositie ten allen tijden te moogen veranderen / vermeerderen off verminderen, het zij bij zijnen / eijge handteekening off notariale acte zoo als / hij zal koomen goed te vinden en op zijn overlijden / blijken zal, willende en begeerende dat die signa / ture off notariale acte off actens van deselve kragt en waerden zullen zijn en gehouden wor / den als off die van woorde tot woorde alhier / waaren geinsereert /
Al het geene voorsz:  aan den testateur duijdelijk  / en woordelijk voorgeleesen  zijnde, verclaerde hij / wel verstaen te hebben en alsoo te weesen sijn / testateurs laatste en uiiterste wille, begeerende / dat het zelve daarvoor [-] en effect sortee / ren zal, het zij als testament, codicil fidei com / mis gifte ter saecke des doods off op zoodanigen // andere wijse als imands uijterste wille best sal / susteeren kan en mag, niet tegenstaande eenige / defecten ommissen ‘slands off plaetselijk costumen / contarie dicterende , versoekende ten dien eijnde / het uitterste beneficie te moogen genieten /
Aldus gepasseert binnen Breda voorsz: ten daage / maende en Jaere als voore ter presentie van Leo / nardus Lambertus Loeff en Johannes Jonas den / Bosson, beijde als getuijgen hier toe versogt.
Petrus Houtepen / Pastor in PrincenHage
LL: Loeff
J.J. De Bosson
Qoud attestor
JHRoelants, Nots
 

GAB, N.1036 f.9, 18-01-1773

  • Inventaris van de nalatenschap van Petrus Thomas Houtepen, pastoor van Princenhage.
Staat en inventa / ris gedaen maeken / en in geschrifte / doen stellen bij den / eerwaerde Heer / Adrianus Krul, / Rooms Pastor te / Oosterhoud, in / qualiteid als ex / ecuteur van de / nagelaete boedel / en goederen van / wijle den Eerwaar / de Heer Petrus / Thomas Houtepen / in leeven Rooms // Pastor in s Prin / cenhage Ende dat / van alle de goede / ren en effecten / als den gemelde / Heer Petrus Tho / mas Houtepen / eenigsints met / de dood heeft ont / ruimt en nage / laten, Ende be / staan alle desel / ve goederen en / effecten in die / geen welke / hier na volgen // Dog alvoorens te  / komen tot het mae / ken van deesen / staet en inventa / ris zoo zij alhier / vooraff geweeten / dat den gemelde / Heer Petrus Tho / mas Houtepen / op den dartigsten / Junij des gepas / seerde Jaers see / ventien honderd / tweeenseeventig / compareerende / voor den Notaris // Johannes Hendri / kus Roelants en / getuigen alhier te / Breda na revo / catie en te niet / doening van zijn / voorige testament / ten, codicillen, en   andere actens kragt / van uitterste wille / hebbende, heeft / geprelegateert aen / de gesamentlijke / kinderen van / zijn testateurs // Broeder de Heer / Johannes Thomas / Houtepen eene stee / de, waerop voor / deese gestaen heeft / eene huisinge &a, / groot met de zaeij / en weilanden te  / zamen omtrent / een buinder, gelee / gen onder Gilse / ten Rijen, door zijn / testateurs vader, / de HeerThomas / Houtepen, in de / jaere seeventien // honderd vijffentwin /tig aengekogt voor / de zomme van / seeven honderd / guldens, onder / deese mits en con / ditie nogthans / dat de voornoem / de kinderen van  / zijn tesatateurs voor / schreeve Boreder / gehouden en ver / pligt zullen zijn / aen zijn testateurs / gesamentlijke, / hier na te noeme, // geinstitueerde erff / gennaemen te moe / ten uitreiken en voldoen, en ver / volgens in zijn / testateurs boedel / en nalatenschap / te moeten inbren / gen de zomme / van driehonderd / guldens eens, / ende in alle zijn / testateurs verdere / en resteerende / goederen zoo roe / rende als on // roerende geene / van dien uijtgeson / dert ofte gereser / veert die den testa / teur verders eenig / sints met de dood / zoude komen te / ontruimen en / natelaten, heeft / den testateur tot / zijne eenige en  / universeele erff / gennaemen geno / mineert ende / geinstitueert // met volkomen / regt en titule van  / institutie de gesa / mentlijke kinderen van zijn testateurs / suster juffrouw / Adriana Maria / Thomas Houtepen / item de kinderen / van zijn testateurs / suster juffrouw / Catharina Tho/ mas Houtepen, / met naemen Ma/ ria, Cornelis en / Elisabeth  Rules // als meede de gesa/ mentlijke kinderen / van Johanna Rules / huisvrouw van / Arnoldus Biemans / in haer moeders / plaets, alsoo te / zamen staeksge / wijs, mitsgaders / de gesamentlijke / kinderen van / zijn testateurs / gem broeder / de Heer Johannes / Thomas Houtepen // omme alle zijn tes/ tateurs nagelate / goederen  en ef/ fecten in egale / portien, niet hoofd / voor  hoofd,  maer / staeksgewijse onder / hun te verdeelen, / en daar meede / bij deselven gedaen / ende gehandelt te werden na / haer goeddunken / en welgevallen / zonder imands / teegenseggen, En // bij vooroverleide / van eene off meer / van hun derselven / wettige kinderen / off descendenten / bij representatie in / des overleedenens plaetse /
zoo nogthans ende / met deese expresse / wille en begeerte / van den testateurs / dat zijn testateurs / voornoemde ge / samentlijke gein / stitueerde erffgenaemen // gehouden en verpligt / zullen zijn aen de / gesamentlijke kin / deren van zijn testa / teurs suster juffrouw / Johanna Thomas / Houtepen te moeten / uijtreiken en vol / doen een geregt / agtste part van / zijn testateurs zui / vere nalatenschap, / zoo als die op het / overleide van / den testateur na / voldoeninge der //preelegaten en lega / ten mitsgaders / dood en andere las / tige schulden in / weesen bevonden / zal werden, in / welk voornoemd / een agtste part / deselve kinderen / van zijn testateurs / voornoemde sus / ter juffrouw Jo / hanna Thomas / Houtepen tot mee / de erffgenaemen / van den testateur // zijn  geinstitueert, / En bij vooroverleide/  van eene off meer / van hun derselver / wettige kinderen / off descendenten / bij representatie / in der overleedens / plaetse, met welk voornoemde een / agtste part de / gemelde kinderen / van  zijn testa / teurs suster  juf / frouw Johanna / Thomas Houtepen / uit zijn testateurs / boedel  en nalaten / schap zijn geseclu / deert en uijtgesloo / ten om reedenen / den testateur daer / toe gemoveert heb / bende / 
Voorts is de expres/ se wil en begeerte / van den testateur / geweest dat zoo / wanneer onver / hooptelijk zig / imande van de / voorsschreeve // preelegatarissen / off geinstitueerde / erffgenaemen met / het aan hun ge / maekte niet wil / lende vergenoegen / en zig teegens zijn  / testateurs dispo / sitie off andere / die hij testateur / uit kragte van / de clausule reser / vatoir in teide / en weijlen nog / nader zoude ko / men te doen in // regten quaemen te / opposeeren, dat / in zooda nigen /  gevalle als dan den / zoodanigen oppo / sant off opponsan / te van het aan / haer geprelegateer / de gelegateerde / off gemaekte  zoue / zijn vervallen en / versteeken en het / welke als dan zou / moeten alcres / seeren en devol / veeren op zijn // testateurs voornoem / de geinstitueerde / erffgenaemen die / zijne testamente / zoude komen te / acquiesseeren  en / gehoorsaemen  /
Den testateur heeft verders ge / stelt en gecommit/ teert tot voogden / over de minder / jarige kinderen / van Johanna / Rules de persoon / van Reijnier // Beckers woonagtig / te Chaem en Corne / lis Rules woonen / de binnen deese / stad en zulcx met / zoodanig gesag en / authoriteit als / aan voogden na / regten kan en / mag gegeeven / worden en te ge / lijk ook de magt / van assumptie / surrogatie en / substitutie mits / gaders ook de // magt tot het aen / stellen van een / deelvoogd / Weiders heeft den / testateur tot execu / teur van  zijne na / gelaate  boedel en / goederen, mitsga / ders zoo eenige ver / dere minderjari/ gen op zijn testa / teurs overleide / zig in zijnen boe / del mogte bevin / den over deselven / tot voogd aen // gestelt ende te gecom / miteert den voor / noemde  Heer Adri/ anus Krul, insge / lijks met zooda / nige magt als / aan een executeur / en voogd  na regten / is competeerende, / ende wel specia / lijk omme zonder / eenige de minste / authorisatie off / decreet van eenige / Heeren magistraeten // off oppervoogden / van weesen te ver / soeken off van noden / te hebben de vaste / zoo wel als de roe / rende goederen het / zij publicq off wel / uit de hand te kon / nen en mogen / verkoopen, de coo / pers in de vaste / goederen te goeden / vesten ende te / erven, / de cooppen / ningen onder / cassatie off // quitantien te ont / fangen en voorts / alles meerder te / verrigten wat een / executeur en voogd / kan en vermag / te doen mitgaders / insgelijks de magt / van assumptie, / surrogatie ende / substitutie, / Ende / zulks met seclu/ sie van alle / Heeren oppervoog / den, weesmees / teren en weeskameren, // zoo alhier als elders / anders waer zijn / testateurs sterfhuijs / zoude komen te val / len ofte eenige zijner / goederen gestaen, / geleegen off bevon / den zoude mogen / werden, behoudens / nogthans deselver / waerdigheid en / respect, /
eindelijk heeft /den testateur aen / hem wel wel expres / selijk gereserveert // en voorbehouden / de magt en facul / teid, omme zijne / voorgemelde dis / positie ten allen / teiden te mogen / veranderen, ver / meerderen off / verminderen, het / zij bij zijne eige / handteekening off / notariale acte / zoo als hij zoude / komen goedtevin/ den en op zijn / overleiden blijken //zoude, met  begeerte /  dat die signature / off notariale acte / off actens van de / selve kragt en / waerde zouden zijn / en gehouden worden / als off die van / woorden tot woor / den in den voor /schreeve testamen/ te waere geinse/ reert alles in / gevolge den voor / schreeve testa / mente daer van // zijnde, waert toe / ten deese werd ge / refereert en het / geene alhier maer // is dienende voor / narigt en Pro memorie / Ende also koo / mende tot het / maeken van dee / sen staet en in / ventaris zoo / werden alhier / eerstelijk ge / bragt de meu / bilaire goederen / In de camer / aen de poort: / een staende huishorologie // met een nooteboome / cast, / seeven stoelen met  / matten, / een theetafel, / een bierkantafel, / een hangoor dito / met een kleedje, / een  barmmeeter, / een spiegel met / een bruijne leijst, / een vogelkooij / waerinne een / canarie met een / vergulde vogel / daer boven, // vier horde voor / de glaasen, / een tinne toebaks /doos, / een houte spouw / bakje, / een tang, blaesbalk / en haerdveeger, / een coper toebaks / confoirtje, / een dito torfbakje, / een schilderij ver / beeldende een / fruitstuk, / een dito verbeeldende // het avondmael der / Heeren, / een dito verbeeldende / een boer met een vogel, / een dito verbeeldende / de Koning van En / geland, / een dito verbeelden / de de Pater Ver / schuur, / een dito verbeelden / de den Heere Chris / tus, / In de daerop / volgende // camer: / twee bekleede / armstoelen, / een hangoor tafel, / twee bloempotten / met granaat boom /tjes, / agt stoelen met / matten, / een eike pons(?), / een vierkante note / boomen tafel, / twee dito gerridons(?), / een spiegel met / een bruine leijst, // een houte tinne / cast, daerinne / een cooperen vaes, / twee dito coffiekan / nen, / een dito chocolaet / kan, / drie dito theeketels, / een dito wat kleijnder, / drie dito cande / laers, / twee dito dompers, / en twee do proffijters, / een dito lamp,  / een dito toebaks / confoirtje, // een dito vijsel en  / stamper, / elff tinne schoo /tels, / vijftien dito as / sietten, / sesensestig dito / borden, / een dito tafelring, / drie dito sous / kommen, / een dito soepkom, / drie dito bierkan / nen, /twee dito cande / laers, // drie dito soepkom / metjes, / drie dito theetrek / potten, / drie dito peperbus / sen, / twee dito zoutvaten, / een dito olij en asijn / setter, / een dito trefter, / twee dito mostert /potten en een dito / leepeltje, / twee dito visplae / ten, / ses glaase / wijnroomers, // een dito zoutvat, / een dito mosterpot, / een theebusje, / twee aerde bakjes, / vier tinne watter / potten, / een blikke Hardt, / een dito lantaren, / een coopere doof / pot, / een dito machine / om nagtligt te / branden, / een dito ketel en / deksel, // een dito snuijter en / domper, / een blikke taertpan / netje, / Nog in het voor / schreeve vertrek: / een schilderij verbeel / dende de afdoeninge / van den Heere Chris / tus,/ een dito verbeeldende de overleedene, / een dito verbeelden / de een landschap, / een theekistje met / een cooperen bak,/ een ledikant met / groene saeij be / hangen, // een bed en peuluw, / twee hoofdkussens, een wolle en een / catoene deeken, / een strooijzak, / vijftien porceleijne / copjes en twintig / dito schooteltjes, / zoo heel als ge / schonden, / drieentwintig dito / borden, zoo heel / als geschonden, / twee dito commen, / eenentwintig dito / booterschooteltje,s // zoo heel als geschon / den, / twaelff geleije bor / den, / twee dito mannetjes, / een vierkante eike / kast, daerinne / eenige windsels en doekjes, / vijff casdoekjes, / vierentwintig / paar slaeplakens, / zoo oud als nieuw, / drieendartig mans / hembden, zoo nieuw / als oud, //  een beddekleet, / twee dito gordeijnen, / agt bonte schouw / kleeden, / elff witte gordeijntjes, / een catoene valletje, / een kleijne quan / titeijt gesponnen / garen, / een servette tafel / laeken, / sesentwintig / dito servetten, / neegenentwintig / linde kussesloo / pen, // enige catoene lapje,s / een cooper en twee tinnen bakjes, / ses silver leepels / en ses dito fourchetten, / bredas groote keur, / weegende eenentwin / tig ons seeventien / Engels, / ses dito leepels en / ses dito fourchetten, / bredase groote / keur, weegende / twintig ons twee / Engels, / ses dito leepels // en ses dito fourchetten, / dito keur, weegen / de twintig ons een / Engels, / ses dito leepels, hol / landse groote keur, / weegende elff ons / vijfftien Engels, / ses dito fourchet / ten, onbekende / keur, weegende / agt ons seeventien / Engels, /een dito soepleepel, / hollandse groote / keur, weegende / agt ons twee Engels, // een dito schoep, hol / landse goote keur, / weegende drieen / twintig ons een / Engels, / twee dito zoutvaten, / brabandse keur, / weegende agt ons / vijfftien Engels, / twee dito zoutvaten, / dito keur, weegende / neegen ons twee / Engels, / een dito Peper en / mostaertbus, bra / bandse nieuwe keur, // weegende dartien / ons twee Engels, / een dito peper en / mostaertbus, dito / keur, weegende / dartien ons negen / Engels, / een geladde peper / en mostaertbus, / vreemde keur, wee / gende vijfftien ons / tien Engels, / een dito toebaks / confoir, vremde / keur, weegende / agt ons vier Engels, // twee dito mostaert / leepeltjes, weegende / sestien Engels, / een paer silver / schoengespen, hol / landse groote keur, / weegende twee ons / dartien Engels, / een paer dito broek / gespjes / een dito mostaert / leepeltje, / een dito snuijfdoos / met een parla / moere deksel, / een goud / zakho /rologie, // een silver horologie / ketting, / (doorgehaald: een dito zakhorologie) / een horologie bantje / met silver beslag, / een agaete snuijfdoos / met silver beslag, / drie silver cnoopjes, / een dito oirpen / tertje, / een bril met silver beslag, / Alnog in gemelde / camer: / vierentwintig / staele messen / met silver hegten, / vierentwintig dito / messen met bruine / houte hegten, // twee lapjes nieuw / linden, / agtien keukehand / doeken, / vierentwintig dito / servetten, / ses servetten, / vier gordeijntje,s / twaelff casdoekjes, / ses dito valletjes, / een treijpe reijssak, / twee flesbakjes en / een spaans doosje, / in de derde volgen / de camer: Een eike cabinet, / daerinne // vier casdoeken, / veertien servette / tafellaekens, / vijffenseeventig / servetten, / twee paer dubbelbaense / slaeplakens, / elff paar anderhalff / baense dito, / een enkel slaeplaken, / seevenenveertig kussesloopen, / agtendartig mans / hembden, / agt paer ongeneijde / slaeplakens, // ses ellen nieuw / linden, / seevendiemende hembt / rokken, / dartien servetten, / een lapje catoen lang / drie ellen, / agtien ellekens / leijvend, / enige lappen behoo/ rende tot den kleeden / van den overleedene,n / twaelff linten behoo / rende tot de gordeij / nen, / tien linde gordeij / nen, // ses dito vallen, / In gemelde camer / nog / een ledikant met / blauwe cachant be / hangen, / een strooijzak, / een bed, twee peulu /wen en twee overtrek / ken, / een catoene deeken, / een wolle dito, / twee hoofdkussens / met een witte fluwijn / daerom, / twee wolle slaep / mutsen, // twee zeetels met drie / kussens, / twaelff stoelen met / matten, / een nooteboome tafel, / vier horde voor de / glaesen, / een spiegel met een / bruijne leijst, / een schilderij ver / beeldende de krui/ sing van den Heere / Christus, / een dito verbeeldende / een landschap, / een dito verbeeldende / een keukestuk, // een dito verbeeldende / den chijnspenning, / een porceleijne stel / van vijff stuk, / ses dito assietten, / twaelff dito borden, / elff dito borden, / elff dito spoelkom / men, zoo groot als / kleijn, / twaelff bruijne coffi / copjes en twaelff dito / schooteltjes, / twaelff japanse / theeschooteltjes en / twaelff dito copjes, / veertien porceleijne / copjes en tien dito // schooteltjes, / neegen japanse / copjes en tien dito / schooteltjes, / ses porceleijne thee / schooteltjes en vijff / dito copjes, / een dito theetrekpot, / dito melkkannetje, / en een dito schootel/ tje daeronder, / twee geleije fruit / bakken met de / schootels daeronder, / in de agter kamer: / een groote hang / oore tafel, // veertien stoelen / met matten, / een theetafel, / een schilderij ver / beeldende de afdoening / van het cruis, / een dito verbeeldende  / den Heere Christus / vant Cruis gedaen, / een dito verbeeldende den Heere Christus / verreesen, / een dito verbeelden / de het avondmael / van den Heere Chris/ tus, // een dito verbeeldende het / lieve vrouwe beeld, /een eike tafel met een / kleit daerop, / veertien porceleijne / thee schooteltjes en veertien dito copjes, / een leij en een eeu / wig duurende al / manach, / in de slaepkamer van den over / leedene: / een nooteboome / bureau, / een knielbank, / een lias met qui / tantien, / veertien wolle / slaepmutsen, / vijff dito sweet / mutsjes, / eenige linde en / wolle lapjes, / eenige spaanse doosjes, / een geschildert digt, / twee cruiseficsen, / een marmeren / beeld, // een goud gewigtje, / agt paer handschoe / nen, / veertien kouse / banden, / vier brillen met / deselvers huisjes, / een kulketrekker, / een cleerborstel, / een goudbeursje, / eenige strikjes en / drie borsteltjes, een bekleede stoel, / twee stoelen met / matten, / een cooper weij / watervat, // twee gordeijnen en / val, / een bed, twee peu / [-] / kussens, / een overtrek van / een peuluw, / een paruijke bol, / een laekende mans / jas, / een stoffebroeck, / een paar koussens, / en drie gordels, / drie hoede cassen / met vier hoeden, // een capstok, / eenige papieren / mutsjes, / seeven wandel / [-] / als rottingen, / vier paer schoenen, / drie doosen met / vier paruijken, / een spiegel / een bruijne leijst, / seevenenvijftig / neteldoeke dassen, / zoo goed als quaet ,/ drieenvijftig linde / zakdoeken, // vierensestig paer / mans mouwen, / ses mans nekken, / vijff casdoekjes, / eenenvijftig bonte zakdoeken, / drie paer swarte / saeijde cousen, / drie paer wollen / dito, / seeventien gaerne / dito, / een kleijn wollen / lapje, / seeventien boeken / in folio in bruine / band gebonden, // ses dito in quarto / in dito band gebon / den, / drie dito in witte / band, / een honderd en dartig / dito in octavo en / duodecimo in bruij / ne band gebonden ,/ een dito in witte band, / eenige kerkboeken / en andere ingenaeijde, / in het voor / oppercamertje: / een coffer het welk / gepresumeert word // aen de kerk toetebe / hooren, / drie ingenaeijde boe / ken met thesisen, / een gemak stilletje, / seeven stooven / met derslver testen, / een kistje met een / bonnet, / een knielbankje, / een strooijzak, / een catoene deeken, / twee wolle dito, / een mansiesters / fluweele camisool / en broek, // een swarte laekende / rok en camisool, / een stoffe rok dito / camisool en broek, / een dito toog, / een blauwe lakende / rok, / een peper en zoute / dito, / een laekende toog, / drie hemtrokken, / een saeijdamaste / polleneis, / een catoene dito, / vier catoene nagt / jakken,// een saeijdamaste / japon met een / silver haek en oog, / een swart laekend / camisool, / een capstok, / eenige potten / en pannen, / een eike viercant / tafeltje, / een dito lessenaertje, / ses geleije borden, / agtien stuk porce / leijne theegoed, zoo / copjes als schoo / teltjes, zoo heel // als geschonden, / twee gesondheeden, / in den gang: een geleije stel van  / vijff stuk, / twee craften, / een olij en asijncan / netje, / twee vogelglaesjes, / een geleije theetrek / pot, / eenige wijn en bier/ glaesen, / een capstok, / eenige beesems en / handveegers, // in den kelder: / een vliege cast, / een bierstelling, / een kleijne dito, / twee ribben, / eenige provisie, / bier en wijn, / vier booterpotten, / eenige booter, / eenige caersen, / in de keuken: / een rekbank, / twee blekke bussen, / een coopere schootel, / vijff dito blaekers, / een dito rasp, / een theetafeltje, / twee theeblaetje,s / twee dito bakjes, / vier teene ringen, / een geleije stel van / vijff stuk, / twaelff dito schootelen, / zoo groot als kleijn, / neegenensestig dito / borden, / eenige weinige bier / glaesen, / een schencktafeltie, / een geleije kom, // drie flesbakjes en / dito matjes, / drie stoelen met / matten, / een zantbakje, / een bierkan, zous / kom en houte bakje, / agt porceleijne thee / schooteltjes en vijff / dito copjes, / een dito kom, / een bruine theetrekpot, / vier blikke blae / kers, / een borstel, / twee coopere cande / laers, / twee dito confoiren, / een dito snuijter en / twee dompers, / een dito compas, / ses tinne schootels, / een cooperen coffikan, / een dito confoir, / twee dito bussen, / een zesde pint met / een tinne deksel, / twee tinne visplaet / jes, / twee tinne soep / leepels, // een glaese olij en asijn / setter met vier fles / sen, / twee glaese zout / vaeten en een dito / mostert pot, / twee porceleijne schaelt / jes, / en vier geleije / dito, / in het pakhuis: / dartien tinne  borden, / vier dito schootels, / vier tinne leepels / en vier eiseren fou / chetten, // eenig keuken gereed / schap, bestaende in / rieken, spitten, druijp / leepel en ander daer / toe behoorend ge / reedschap, / drie eisere tangen, / twee dito roosters, / vijff dito driepooten, / twee koekepannen, / een hangeiser, / een schop, blaespijp / en drie kettingen, / een eiseren lat, / een dito kroon, // een dito viereiser, / twee wateremmers, / een blikke slaeij en / marktemmer, / twee houte onderbak / ken, / eenig borstelwerk, / ses stoelen met / matten, / een coopere vijsel en / stamper, / vijff coopere ketels, / en drie dito deksels, / een dito theeketel en / confoir, / twee dito pannetjes, // agt zoo cooperen als / eisere strijeisers, / een susterpan en / dito deksel, / drie stooven met zij / testen, / een eisere ketel, / een dito confoir, / een leepelbord met / eenige houte lee / pels, / een eisere capmes, / en houte blok, / een houte spin met / eenige potten, flessen / en bakjes, // een coffimolentje, / een theetafel, / eenige aerde potten / en pannen ,/ een houte rek met / een geleije slaeijbak, / en veertien dito bor / den, / een porceleijne schael / tje, / eenig telhoudt, / een wolle strijk / deeken, / tweeentwintig tafel / messen, / in den stal: / drie waskuijpen, // ses schragen, / twee blaeden en twee / zijdstukken van een tafel, / een eisere schup, / eenige mantjes en verdere rommelerij / van luijwagen, bee / sems,dwijlen &a, niet / waerdig om speci / ficq te specificee / ren, / in de schuur: / een groote wasketel, / een wasstoel, / een bierstelling, / een koetskar, vier // kussens met linde kleede / daerover, / een paerdezael en ligt, / twee wasstoelen, / eenig houd en torff,/ twee ladders, / twee broeijcassen met / de glaesen en riete / deksels, / vijff greijne deelen, / eenig hoff gereed / schap, / een wind, / eenige houte gelint / paalen, // in het zomerhuis: / een snaphaentje, / een stoel, / een tafeltje, / in den hof: / eenige boonstaeken, / een aerdreijsen, / op den werff: / twee houte honde / kooijen, / een dito bank, / in het vertrek boven / de keuken: / een nooteboome cas / met vier deuren en / het geene daerin is / behoord aen de meid van den / overlee / dene, // seeven stoelkussens, / vijff hoofdkussens, / twee bedden met / derseleven bonte over / treksels, / een hoofdpeuluw, / twee wolle deekens, / twee slaeplakens, / drie linde fluwij/ nen, / twee strooijzakken, / een vierkant spie /geltje met een / bruijne lijst, /twee aerde water / potten, // drie stoelen met / matten,  / twee teene manden, / en twee polleepels, / twee groene gor / deijnen en val, / in het vertrek / boven de eetzael: / eenige erten en boo / nen, / eenige roodekool, / drie stoelen met / matten, / een strooijzak, / een bed en peuluw, / twee hoofdkussens, / een wolle deeken, / een oud beddeteik, / een spiegel met / een bruijne leijst, / een houte bakje, / een tonnetje, / op den zolder: / twee viereisers, / een coopere stooff, / vier horde voor / de glaesen, / een wafeleiser, / een lantaren, / een camisool, broek / en gesondheid, / neegen leijvend / stokken, // een teene viermand, / een kleet daerom, / een muiseval, / op de bovevoor / kamer: / een kleijn geverwt / castje, /een dito tafeltie, / drie stoelen met mat / ten, / twee saeije gordeijnen / en val, / op het tweede bove / voorcamertje: / een bed en peuluw, / een hoofdkussen, / twee wolle deekens, // twee gordeijnen en / val, / een spiegel met een  swarte leijst, / een capstok, / op het derde bove / voorcamertie: / twee gordeijnen en / val, / twee stoelen met mat / ten, /  een stoelkussen, / een hangoir tafeltie, / tien horde voor de / glaesen op de gemelde / drie camertjes, / op de zolder: / agtien leijvenstok / ken,  // een leijvendmandt, / op den zolder boven het pakhuis: / vierentwintig leijvend / stokken, / een coopere braetpan, / een blikke koelbak, / een coopere koekepan, / twee eisere paerden, / een dito spit, / seeven vogelskooijen, / eenige oude ver / sleete stoelen, / een leijvend bak, / eenige leedige fles / sen, // eenige aerde potten, / pannen als ander / sints, niet waerdig / om specificq te / specificeeren, / linden in den wasch: / tweeentagtig ser / vetten, / ses tafellaekens, / twintig handdoe / ken, / sestien gordeijnen, / veertien valle/ kens, / twee schouwcleeden, // een tafelkleetje, / een witte overtrek / van een peuluw, / elff paer moutjes, / contante pennin / gen in den boedel / bevonden: een dubbele silver / ducaton, zijnde de / zomme van ses / guldens en ses stuij / vers / ƒ 6:6, / sesenneegentig en / kelde dito, monte / rende de zomme / van drie honderd // twee guldens en  / agt stuivers, /   ƒ 302:8, / twee halve dito, zijnde / de zomme van drie / guldens en drie stuij / vers, / ƒ 3:3, / eenenveertig gouden / reijders, bedraegen / de de zomme van  / vijffhonderd vier / enseeventig gul / dens, / ƒ 574:-,- / tweeentwintig halve / dito, ten montante / van een honderd / vierenvijftig guldens, / ƒ 154:--, // een honderd vieren / seeventig goude du / caeten, bedraegende / de zomme van neegen / honderd dartign gul / dens en tien stuijvers, / ƒ 913:10, / een ongerande dito, / St sestig, dartig / en twintig stuivers, / de zomme van vijff / honderd neegenen / sestig guldens, /  ƒ 569:-- ,/ St tweeenvijftig / sesentwintig, dartien / en sesen een halve / stuiver, de zomme // van vijff honderd / vijffendartig gul / dens vijff stuivers / en agt penningen ,/ ƒ 535:5, / St agtentwintig stuij / vers, ter zomme van neegenendar / tig guldens en vier / stuiver,s / ƒ 39:4, / St vijff en een halve / stuivers, / de zomme van dartien gul / dens en vier stuij / vers, / ƒ 13:4, / St twaaleff en een / halve stuiver, // de zomme van eene / gulden seeventien / stuivers en agt pen / ningen, / ƒ 4:17:8, / St ses stuivers, de  / zomme van twaelff / guldens, / ƒ 12:--, / Aen dubbeltjes, stuij / vers en duiten, de / zomme van drie guldens agt stuij / vers en agt pennin / gen, / ƒ3:8:8, / vaste goederen: / een huisinge / schuure, stallinge // hoff en erven, met / allen de toebehoorten / vandien, staende / ende geleegen in de / dorpe van de Hage, / in welke huisinge  / wijle den Heer Pas / tor Houtepen nu / onlangs overleede / is,  / Een steede, waerop / voor deese gestaen / heeft eene huisin/ ge &a, groot zoo / zaeij als weiland / tezamen omtrent // een buinder, geleegen / onder Gilse ten Rijen, / Mitsgaeders nog een / parcheel land, ge / leegen onder Ooster / houd, groot omtrent / ses loop saet, / Proffijtelijke schul / den van den boedel: / een obligatie ten / lasten van den / Fijnart, Marqui / saet van Bergen / op de Zoom, groot / in cappitael vier / duisend guldens, // intrest loopende teegens drie gul / dens percento, door  / den Heer Raed en / rentmeester van / Grinsven aen den / rendant in zijne / qualiteit affgelost / en voldaen met een / halff jaer daerop / verscheenen intrest, / ter zomme van sestig guldens, / dus / ƒ 4060:--, / Mitsgaeders nog / een obligatie // ten lasten van / Peter Dirven in / de Hage, groot in / capitael twee hon / derd guldens, zijnde / van date veertiende / october 17h neegenenvijftig / intrest loopende / teegens drie guldens / percento dus / ƒ200:-- / rest daer van  / intrest zeedert / den [HH: verder blanco] // [-] / De weijle de dood / en andere lastige schulden des boedels / aen den Rendant voor / als nog niet ken / nelijk, zoo zul / len deselve door / den Rendant wer / den opgenomen / en voldaen en in / zijne te doene ree / kening behoorlijk / van uitgaeff bren / gen, het geene // [-] gens bij provisie / alhier naerdien / voor narigt en / Pro Memorie, / op heeden den agtienden / januarij seeventien / honderd drieenseeventig / compareerde voor mij / Johannes Hendrikus / Roelants, openbaer Notaris bij den Edele / moogende Raede en Leen / hove van Braband en / Landen van Overmaze // gecreeert en bij de edele / moogende heeren Pree / sident rade en Reeken / meesters van wijle haere / koninglijke Hoogheid / mevrouw de Princesse / Douariere van Orange / en Nassau &&&a in / ‘sHage geadmitteert / te Breda resideerende / ende de getuigen naer / genoemt, Den voornoem / de Heer Adrianus Krul, / denwelke verclaerde / den voorschreeve staet / en inventaris in alle / opregtelijkheid te hebben / gemaekt, zonder zijnes wee / tens iets in deese ver / sweegen of ter quaden / trouwe zoek off weerloss / gemaekt te hebben, direct / off indirect met aennee / ming en belofte omme / ingevalle gem Rendant / namaels in het profijt / off last iets te voorscheijn /  mogte / komen, deesen in / ventaris daer meede te zullen vermeer / deren off verminderen / presenteerende ook // deesen staet en inven / taris als wel ende / deugdelijk gemaekt zijn / de met imboel eed te / zullen versterken, indien / zulcx mogt werden gere / quireert / Aldus deesen staet / en inventaris gepas / seert ende geslooten / binnen Breda voor / schreeven ten daege / maen / de en jaere als voore / ter presentie van // Leonardus Lambertus / Loeff en Johannes Simon / de Bosson, beide als getuigen / hier toe versogt /
Adr Crul / L:L:Loeff / J.S.De Bosson / quod attestor / JHRoelants.
 

GAB, N.1036 a.80, 31-07-1773

  • Huurovereenkomst door Cornelis van Ginneken aan Jan Houtepen, wonende te Breda, van een zogenaamde slepersplaats voor het vervoer van losse goederen bij de haven.
Op heeden den een en dertigsten juli 17h. drieenzeventig / compareerde voor mij, Johannes Hendrikus Roelants, / openbaar notaris bij den Ed Mog Raede en Leenhove / van Braband en landen van Overmaazen gecreeert / bij den Ed. Mog. Heeren Preesident Raeden en Reekenmees / ters van wijle haare Koninglijke Hoogheid, mevrouw de Princesse Douariere van Orange en Nassau, &&&a / in 's-Hage geadmitteert, te Breda resideerende / ende getuijgen naergenoemt, Cornelis van Ginneken, / borger en coopman alhier te Breda, in qualiteijt als / vader en voogd over sijnen minderjarigen zoon Adri / aen van Ginneken, den welcke bij deesen verclaerde ver / huurt te hebben aen Jan Houtepen, inwoonder mee / de alhier, die deese meede compareerde ende / verclaerde te hebben gehuurt, De Sleepars / plaetse van sijne eerste comparants gem. zoon / waar meede den selve nu onlangs door / hun Ed wel agtb: de heeren van de Magistraet / desen stad is gebeneficieerd geworden omme / deselve plaetse als eijgen waer te nemen en d’ar / beijdsloonen daer van voorts comende bij hem / tweede comparant te worden genooten en gepro / fiteerd / Ende zulkx voor een termijn van ses agtereen / volgende jaeren sonder weder seids eenig obtie / off berouw, waer van het eerste van dien ingaen / zal met den tweeden Augustus deses jaers 17h / drie en seeventig en zullende expireeren met / den tweeden Augustij des jaers 17h neegen en / seeventig / Jaerlijkx omme en voor de zomme van eenhon / dert guldens te betaelen alle vierendeel jaers het / geregte vierde part van dien, ten somme van vijff / en twintig guldens op pene dat bij manquement // van precieze voldoeninge de huuren aenstonts zal / commen te eijndigen indien het den verhuurder / gelieft en anders niet, wanneer in sulk geval den / huurder de voorsz plaetse sal moeten quitteeren / en den verhuurder gepermitteert zijn, de voorsz / plaetse weeder aen een ander te verhuuren, / Den huurder zal gehouden weesen ten zijnen kos / ten te moeten aencoopen een bequaem paerd, / waegen, slee, en verdere toebehoordens, hetgee / ne tot het waerneemen van gem plaetse zal / werden vereijscht, en alle het zelver ten zijnen cos / ten te moeten onderhouden, zoo in voeragie, / vernieuwingen als reparatien, zoodanig dat daer / over geene de minste klagten werde gedaen / en zulkx alles buijten eenige de minste cost off / last van den eersten comparant geduurende / den gem huurtermijn ten zijne lasten  moeten/ neemen alle zoodanige schaeden, welke door hem / of van zijnen ‘tweegen aen coopluij goederen zou / den connen werden toegebragt, zonder dat den / verhuurderoff zijnen zoon gehouden zullen zijn / daerinne ietwes te draegen / tot nacooming en voldoeninge van het geen / voorsz verclaerden den verhuurder en huurder / ider in haer reguard te verbinden haere respve / persoonen en goederen als na regten, zullende / namptisatie en voldoeninge moeten gaan, voor / alle oppositien en contradictien / Aldus gepasseert binnen Breda voorsz ten // daege maende en jaere als voore ter presentie / van Gerardus DeWant en Hendrikus Hoopen / brouwers beijde als getuijgen hiertoe versogt /
Cornelis van Ginneken /
Dit is het hand X merk van Jan Houtepen / die verclaerde niet anders te konne schrijven /
G De Want /
H. Hoppenbrouwers /
Quod attestor /
JHRoelants / Nots
 

GAB, N.1101 a.63, 03-12-1783

  • In het slecht leesbare testament van Jr Jacomina Dinghoffs (?), weduwe van Jannes van de Bosch, komt de naam voor van Johannes Houtepen, woonachtig binnen dese stad.
Tekst niet gekopieerd en getranscribeerd.
 

GAB, N.1105 a.22, 03-04-1786

  • Pieter Houtepen, woonende te Rijen, geeft tezamen met vele anderen procuratie aan Willem Holsmilders in de zaak tegen de Heer Adriaan Hendrik van Gils, schouteth der Heerlijkheid Gilse en den Rijen.
Den derden April seeventien / hondert sesentachtig /compareerden voor mij Stephanus Waalwijk, no / taris bij de Ed Mog Heeren Raden en Leen / hoven van Brabant en landen van Overmaze / gecreeert, mitsgaders bij hun Ed Mog de Hee / ren President Raden en Reekenmeesters / van Zijne Hoogheid en Heere Prince van / Orangien en Nassau &&&a in den Hage gead / mitteert te Breda resideerende en de ge / tuijgen naargenoemt, Jan Baptist Moo / lemans, Antoni van Dooren, Cornelis / van Hulten, Jan Baptist Willemen, / Catrina Dingemans, weduwe van Stofel / Emmen, Pieter Houtepen, Leendert / Frijters, Christoffel Bacx, Jan Tim / mermans, Thomas Schalijboom, Jan / Andriaan Claasen, Antoni Broeders, Pie / ter de Jong, Jacobus Vos, Jan van der / Sande, Pietronella Vaarten, weduwe / van Cornelis Adriaanse, Peeter Schoen / makers, en  Arnoldus Schenkels, alle / ingeseetenen der Heerlijkheid ten / Reijen, dog thans alhier present, de / welken verklaarden te constitueeren / en volmagtig te maaken de Heer / Willem Holsmilders, procureur voor / de respective Rechtbanken van / Gilse en van ten Reijen, specialijk / om uijt naam van de constituanten / als gecalangeerdens, gedaagden en / verweerders, derselver wettige defensie // te doen tegens den wel Edelen gestren / gen heer Schouteth der Heerlijkheid / te Reijen Adriaan Hendrik van Gils / als calangeant, critent en  eischer / en in die procedures alle dagen en ter / mijnen van prolito waar te neemen / en deselve  procedures tot den uit / einde en selfs tot in executie toe te / vervolgen, van de nadeelige vonnissen / te appalleeren of reformeeren en / voorts dienaangaande alles naer ten / de minsten hetgene sal worden ver / eischt en de constituanten selfs / tegenwoordig zijnde souden kunnen / off behooren te doen, al ware het dat / daar toe eenige nadere of specialere / last dan voorschreeven staat, wierd / vereischt, als willende sij consti / tuanten deselve gehouden heb / ben voor alhier mede geinsereerd, / belovende al hetgeene in deese / saak bij den geconstitueerden / sal worden verrigt, te sullen / houden voor goed, bondig en / van waarden, en approbeeren / de en ratificeerende het reeds/ daarin door den geconstiteere  / den verrigte, allesints onder / verband als nae rechte, // Aldus gepasseert ter presentie / van Adriaan Appels en Willem / Mileron, bijde woonende alhier, / als getuijgen hier toe versocht /
Janbatist Molemans / Antoni van Doren / Cornelis van Hulten / Jan Batista Willemen / Catharina Emmes / Pieter Houtepen / Leedert Frijters / Christoffel Backx / Ian Aberan Timmermans / Tomas Schalieboom / Jan Adriaen Clasen /Dit is het + hantmerk van Antonij / Broeders die segt niet te connen schrijven / Pieter de Jongh / Dit is het hand + merk van Jacobus Vos die segt / niet te connen schrijven / Joannes van der Sanden / Piternella Vaerten / Dit is het hant + merk van Pieter Schoen / makers die segt niet te connen schrijven / Arnoldus Schenckels / W:Mileron / Adriaenus Appels / Quod Attestor / S Waalwijk nots.
 

GAB, N.1107 a.43, 15-07-1788

  • Procureurstelling door Agnes van den Bosch, weduwe van Johannes Houtepen, wonende te Breda in een zaak tegen Marijnus Meeuwsen.
Den vijftienden Julij seven / tien hondert aghtentagentigh / compareerde voor mij Stephanus Waalwijk, / notaris bij de Ed Mogh Heeren Raden en / Leenhove van Brabant en Landen / van Overmaaze gecreeert, mitsgaders / bij hun Ed Mog de Heeren Preesident / Raden en Reekenmeesters van zijne / Hoogheid den Heere Prince van Orangen / en Nassau &&&a in s’hage geadmit / teert, te Breda resideerende, en de / getuijgen naargenoemt, Agnes van / den Bosch, weduwe wijle Johannes / Houtepen, woonagtigh binnen / dese stad, de welke verklaarde te con / stitueeren en magtig te maaken / de heer Leonardus Lambertus Loeff, / procureur voor de edele Hoofd Leen en / scheepenbanken deser stad, specia / lijk omme uijt den naamen van / wegens de constituante genoot / saakt is voor den Edele Scheepen / banke deser stad te sustineeren / als eijsschersse in cas van namptis / sement ter eenre, op en jegens Ma / rijnus Meeuwsen, woonende meede / binnen dese stad verweerder van’t / voorsz cas ter andere zijde, en wel / meede specialijk omme [-] // gereclameert bij het 105 articul / van den Edele schepenbanke deser / stad in de ziele van de constituan / te praesteren, alle dagen en / termijnen van regten soo als van  / stijle gebruikelijk is waartenemen / en observeeren, en tot het uijteijn/  de toe te vervolgen, vonnisse te besol / liciteeren, voordeelige ter executie / te stellen van de nadeelige te pro / voceren en te appelleeren soo als zijn /geconsitueerden goeden raad sal / comen te gedragen cum potestatie / substituantie in communis forma / Alles onder belofte van de approbatie / en ratificatie van het geene almede / door den geconstitueerde in deese / sake is verrigd, en verder in deselve / sal werde gedaan en verrigd, schoon/ baar toe eenige ampelder magt off / last mogten werden gerequireert / dan voorsz staat, houdende zij con / stituante deselve alhier voor gein / sereert onder verbant als na / regten / Aldus gepasseerd ter presentie van  / Willem Waalwijk Stephanijzoon / en Willem Nijland als getuijgen / hiertoe versocht /
Dit is het + hantmerk van  / de constituante die segt niet te / connen schrijven / W:Waalwijks:z: / Willem Nijland  / Quod Attestor  / S Waalwijk.
 

GAB, N.1127 a.52, 08-04-1784

  • Testament van Marianne Smeijers, weduwe van Christiaan Houtepen en daarna weduwe van Hendrik van Hooff.
Op heeden den 8 April 1784 / des avonds ten neegen uuren / compareerde voor mij, Jan Francis Mirandolle, / openbaar notaris bij den Edele Moogenden / Raade en Leenhove van Braband en Landen van / Overmaze gecreeeert en bij de Edele Moogende / Heeren Praesident, Raeden en Reekenmeesters / van zijne Doorluchtige Hoogheid den heere / Prince van Orange en Nassau [-] in Hage / geadmitteert, binnen Breda resideerende, ter presen / tie van de na te noemene getuijgen, Marianne / Smeijers, eerst weduwe van Christiaan Houte / pen, en laatstmaal van Hendrik van Hooff, woon / achtigh alhier, en aan mij notaris bekend, dewelke  / geneegen weesende en alle vereischtens hebbende / om te testeeren, verklaarende onder revocatie en alge / heele vernietiging van alle voorgaande testamenten, / codicillen, giften ter zaake des doods, en alle andere / actens van uiterste wille hoegenaamd, met wat / clausule denegatoir dan ook zouden moogen we / sen gemunieerd en door haar comparante alleen / gesamentlijk met haar overleende mans off met / een anders gemaekt en gepasseert en voorts // wat clausule denagatoir dan ook zouden moogen / weesen gemunieerd alom uit haar vrije onbedro / gene wille, over haare tijdelijke natelaatene goederen / te disponeeren in deesen voegen /
Eerstelijk prelegateert zij testatrice aan haaren / zoon Jacobus Houtepen, haar testatrices schuijr / off schop met alle de toebehoorten van dien, als meede / met alle de meubelaire goederen daarin hetzelve / zullen bevinden werden en daartoe behooren, onder / conditie dat haaren gemelde zoon daarvoor / voor alle deeling in den boedel van de testatrice / zal  moeten inbrengen eene somme van  / Eenhondert Guldens /
Ende in alle haar Testatrices verdere natelaatene soo / roerende als onroerende goederen, actien, crediten / en gerechtigdheeden geen gereserveerd, hoege / naamd ofte waar gelegen verklaarde zij tot haare / eenige en universeele erffgenaamen te nominee / ren en met volle recht en titule te institueeren / haar twee soonen met naamen Hendrik / en Jacobus Houtepen, en bij vooroverlijden van  / een off beijden denselven den sodanige vooroverlee / dens wettige kinderen en descendenten bij repree / sentatie en dien van een ontbreekende de langstleevende van // hun beijden, omme met alle deselve goederen / als met vrij en eijgen goed te konnen doen en hande / len in welgevallen zonder iemands teegenseggen /
Verklaarende zij testatrice het voorgemelde pree / legaat aan haare voornoemde zoon Jacobus Houte/ pen gemaakt te hebben tot recompens van de getrouwe dien / sten en oppassingen, welke zij van hem zeedert [-]  / jaaren  herwaarts heeft genooten en dan bijzonder / altoos toegedraagen heeft en zig dus te kijzen dat / haaren voorgedachten zoon Hendrik Houte / pen zig teegens deese haare comparantes dispositie niet / zal opposeeren off die betwisten; Edoch ingevalle / zulks onverhooptelijk door hem Hendrik Houte/ pen off bij zijn vooroverlijden door sijne kinderen mocht / ondernomen worden, soo verklaarde zij testatrice / den selven Hendrik Houtepen of bij zijn voorover / lijden sijne kinderen alleen te institueeren in de sim / ple legitieme portie hem Hendrik Houtepen off / sijne kinderen in de nalatenschap van de testatrice / competereende en op welke legitieme portie dan / zal moeten toe en aangereekend worden alles wat / op deselve na rechten eenigsints kan off mag toe  / en aangereekent worden, zonder dat den Hendrik / off sijne kinderen iets meer uit den boedel en na // laatenschap van de testatrice zal genoten off / geprofiteerd konnen worden als van welke meerdere / voordeel hij off zij dan direct sullen verstooken / weesen /
Stellende zij testatrice tot voogd over de minderjarige, uitlan / dige off andere toesicht behoevende die in haare / nalaateschap zouden moogen erven off belang / hebben, Monsieur Hendrik Kersten, Burger / en Mr Broodmaker alhier, met soodanige ample / macht en gesach als aan een voogd na rechten / eenigsints kan off mag gegeven worden, gelijkx / meede met macht van assumptie, surrogatie / en substitutie /
Sluijtende zij testatrice met behoorlijke eerbied / uit haaren boedel en nalaatenschap alle heeren / weesmeesteren, oppervoogden en generalijk alle / anderen hoe ook genaamd die van haar testatri / ces boedel, buijten deese testamentaire dispo / sitie eenig gesach zouden konnen of moogen / pretendeeren, deselve alle en elk voor hunnen / dienst in deesen bedankende /
Na het voorschreevene den comparante duijde / lijk en woordelijk voorgeleesen zijnde, verklaar / de zij wel verstaan te hebben en alsoo te wee / sen haare laatste en uiterste wille, begeeren /de het zelve daar voor kracht en werking / hebben zal het zij als testament, codicille, / fideicommis, gifte ter saake des doods / off op sodanige andere wijse als iemands / laatste en uiterste wille best bestaan kan / en mag niettegenstaande eenige gebreeken, / van vrijmonussen?, sLands off plaatselijke / costumen het contrarie dicteerende versoekende / ten dien ende het uiterste beneficie te mogen / genieten /
Aldus gedaan, getesteert en gepasseerd / binnen Breda voornoemd ten woonhuijse / den testatrice en ten presentie van Jan / Leonardus Wiercx Hz en Jacob van Waers / sen als getuijgen / Dit is het + handmerk van de / testatrice die verklaarde niet / te konnen schrijven / JL Wiercx / J: van Waerssen / J.F.Mirandolle / notaris.
 

GAB, N.1127 a.53, 17-11-1784

  • Testament van Marianne Smeijers, weduwe van Christiaan Houtepen en daarna weduwe van Hendrik van Hooff.
Op heeden den 17 November 1784 / compareerde Marianne Smeijers, eerst // weduwe van Christiaan Houtepen en laatst / maal van Hendrik van Hooff, dewelke ver / klaarde te revoceeren, casseeren, dood en te nie / te te doen deese haare testamentaire  disposi / tie, willende en begeerende dat deselve geen / de minste kracht off werking hebben zal, maar / gehouden moeten houden, als off deselven nooijt / was opgemaakt off gepasseerd geweest Ter / presentie van Jan Leonardus Wiercx Hendriksz / en Jacob van Waerssen als getuijgen / Dit is het + handmerk van de compa / rante die verklaarde niet te konnen / schrijven / JL Wiercx Hz / J: van Waerssen / J.F.Mirandolle / notaris
 

GAB N.1210 a.78, 15-09-1795

  • Aanwijzing van Johannes Houtepen, wonende te Alphen, tot voogd over de toezicht behoevende afstammelingen van haar oom Willem de Laat en/of haar tante Catharina de Laat (gehuwd met Cornelis van der Linden) door Johanna Maria Vingerhoets, wonende te Breda.
Op heeden den 15 september 1795 / des namiddags ten twee uuren / compareerde voor mij, Andries Oukoop, open / baar notaris, gecreerd door den edele / en geadmitteerd, binnen Breda resideerende, ter presentie van de na te noemen getuigen / Johanna Maria Vingerhoets, meerderjarig / en ongehuwd woonachtig alhier, […etcetera…]
Indien eenige minderjarige, uitlandige / of toezichtbehoevende in des tes / tatrices boedel en nalatenschap / mogte gevonden worden, en verclaar / de zij testatrice tot voogd over de reeds / van ‘s moeders zijde zijnde weesen te /  noemen en aan te stellen Johannes Houte / pen, woonachtig te Alphen / en over alle andere minderjarigen of andere toe / zichtbehoevende die in hare nala / tenschap bevonden mochten worden / daerover stelt zij testatrice tot / voogd twee der zodanige naaste mannelijke bloedverwanten tot de voogdijschap, eerst bekwam zijnde  […etcetera…]
 
Verdere inhoud van het testament:
Prelegaat van f.500,00 tezamen aan de kinderen en descendanten van haar oom Willem de Laat en aan de kinderen en descendanten van haar moeije Catharina de Laat, gehuwd met Cornelis van der Linden;
Erfstelling voor de ene helft van de nalatenschap de wettige kinderen van haar vaders broeder Arnoldus Vingerhoets en de wettige kinderen en descendanten van haar vaders zuster Maria Vingerhoets, gehuwd met Hendrik van Tetering, staaksgewijs, en voor de andere helft de wettige kinderen en descendanten van haar moeders broeder Willem de Laat en de wettige kinderen en descendanten van haar moeders zuster Catharina de Laat, gehuwd met Cornelis van der Linden, staaksgewijs, onder de last om aan de wettige kinderen van haar moeders halve broeder Adriaan Saagen f.12,00 uit te keren.
 

GAB, N.1216 a.118, 08-12-1801

  • Testament van Anthonie Peeters Anthonisse, wonende te Chaam, waarin hij zijn kleinzoon Jan Willem Houtepen onder de last van enkele legaten tot enig erfgenaam benoemd.
Anthonie Peeters Antonisse, bouwman, woonachtig te Chaam, [grootvader aan moederszijde van nagenoemde erfgenaam] legateert:
-   aan de kinderen van Engelinie Antonissen en Paulus Vermeulen de somma van vijtien guldens eens,
-   aan de kinderen van Adriana Anthonisse en Dingeman Robs een gelijke somme van vijftien guldens eens,
-   aan de kinderen van Adriana Maria Antonissen en Adriaan Adriaansen mede een gelijke somme van vijftien guldens eens;
vervolgens bepaalt hij dat zijn erfgenamen gedurende vijftien jaar na zijn overlijden een mis moeten laten lezen en daarnaast voor vijftien gulden ook een zielmis;
voorts benoemt hij tot zijn enig en algeheel erfgenaam Jan Willem Houtepen, woonachtig te Chaam, en ingeval diens vooroverlijden zijn wettige kinderen en afstammelingen bij plaatsvervuling.
Overigens verklaarde de testateur niet boven de vijfhonderd gulden gegoed te zijn.
 

GAB, N.1333 a.46, 12-11-1804

  • Boedelbeschrijving van de nalatenschap van Johanna Maria Vingerhoets, waarvan onder andere de kinderen van Pieter van der Linden en Anna Maria Heijliger Houtepen erfgenaam zijn.
[p.29v]
…der Linden ter se / cretarije van Oos / terhout als om or / dre te stellen op / het betaalen van / het legaat aan / de kinderen van  / Wijnand Vinger / hoets, bij testament / geadsigneerd / Item omtrent de / voogdij der kin / deren van Pieter // Cornelis van der / Linden, in huwe / lijk verwekt aan / Anna Maria Hei / liger Houtepen, te  / zaamen uit maa / kende eene som / me van twee en / dertig guldens / en vier stuijvers / zegge ƒ 32-4 / De rendanten heb / ben betaalt aan lee / digen geldzakken // …
[p.33]
… het eene van ’t andere afge / toogen zijnde, blijkt dat de / rendanten meerder hebben / ontfangen dan uitgegeeven / een somme van vier duij / zend negen honderd acht en / twintig guldens tien stuij / versen tien pennigen dus 2.928-10-10
Welk kontant moet genoten worden bij / de na te noemene door wijlen Johanna / Maria Vingerhoets bij haare in den Hooft  / deezes vermelde testament geinsti / tueerde erfgenaamen als // Martinus van der Maden voor een derde / in de helft den voorsz nalatenschap / Henricus van der Maden idem / en / Catharina van Aart, huijsvrouw van  / Cornelis IJpelaar idem / Jacobus Cornelis van der Linden meede / voor een derde in de wederhelft der / meergenoemde natalenschap / J. J. Wijnen voor zijne overleedene / moeder Elisabeth van der / Linden idem / en / de drie kinderen van wijlen Pieter Cornelis / van der Linden in huwelijk verwekt / aan Anna Maria Heiliger Houtepen / met naamen Heiliger, Eva en Catharina // van der Linden /
 
Den Twaalfden November 1804 compa / reerde voor mij Abraham Quirijn /Hoijnck van Papendrecht, openbaar nota / ris gecreeert en geadmitteert binnen Breda /resideerende, present de getuigen nagenoemd /
Martinus van der Maden woonende in de / Hage Landen ten Breda dog thans alhier / present / Henricus van der Maden, woonende te / Breda / Cornelis IJpelaar, als in huwelijk hebbende / Catharina van Aart, en dezelve Catharina / van Aart, door haaren voornoemden man / tot het geent nabeschreeven geauthori / seert en met dezelven tot het passeeren / deezes geassisteert / Jacobus Cornelis van der Linden, woonende / te Vraggelen, Jurisdictie van Oosterhout // Lande van Breda, dog thans alhier present / Johannes Jan Wijnen, woonende onder de / jurisdictie van Terheiden Lande van Breda, dog / nu alhier tegenwoordig / de twee eerste comparanten als executeuren  / van den testament in den hoofde deezes gemeld / en dus als rendantenvan reekeningen / meede als erfgenaamen volgens de bereekening/ hier vooren omschreeven / en / de vierde en vijfde comparanten, zoo als / voogden over de minderjaarige kinderen van / Pieter Cornelis van der Linden en Anna / Maria Heiliger Houtepen, daar toe aange / steld bij acte van voogdijschap door het / gemeente bestuur van Oosterhout, ten verzoeke van de voorsz: Anna Maria / Heiliger Houtepen, weduwe Peter  Cor / nelis van der Linden voornt, vermids / Johannes Houtepen overleeden was, en // daarinne niet hadde voorzien, volgens acte / daar van zijnde, de dato 8e October 1804 ten / deeze vertoond en geleezen, en nog als met en / benevens de derde comparanten erfge / naamen voor hun zelve, meede ingevolge  / hier vooren omschreeven bereekening /
Dewelken verklaarden de voorenstaan /de reekening geexamineerd goedge / keurd, opgenomen, geslooten en hun aan / deel in het batig slot deezen reekening / zoo in prive als in qualiteit voorschreeve / zoo meede voor zig zelven en uit handen deze / rendanten ten gevolge den meergenoemde / hier vooren vermelde bereekening ontfan / gen te hebben, Mitsden verklaarde de / comparanten te renuntieeren van  / recollement van reekening en andere / middelen van recht of gratie welke / zoude kunnen verstrekken tot vernieti / ging of herziening deezes of van deze rendanten // verrigtingen ter meergenoemde zaak gedaan / maar in tegendeel verklaarden de comparan / ten gerendeerdens in deeze de rendanten / voor hunne goede administratie te be / danken en zonder eenige reserve te quiteeren /
Aldus verleeden ten bijweezen Joris / Crassius Middelagen en Jan Nicolas als getuigen.
 

GAB N.1333, a64, 20-01-1806

  • Testament van Dingena Houtepen en Willem Lemmens, beiden wonende te Breda
Den twintigsten Januarij 1806 / compareerde voor mij Abraham Quirijn / Hoijnck van Papendrecht, openbaar notaris / binnen Breda residerende, present de / getuigen nagenoemd /
Willem Lemmes en Dingena Houtepen / echte lieden, woonende te Breda en / zijnde aen de ondergenoemde getuigen / bekend /
Te kennen geevende genegen te zijn / om over hunne na te laetene goederen / de disponeeren mitsdien revoceerende / alle hunne vorige testamenten en / codicillen hoe ook genaamd het zij te / zaamen of ieder afzonderlijk over hun opgemaekt / en gepasseert, niet willende dezelven eenige / de minste kracht of waarde zullen be/ houden dezelve revoceerende bij deeze //
En verklaarden de comparanten mitsdien / de eerststervende de langstleevende van / hun beijden te naam en stellen tot zijne / ofte haare eenige en algeheele erf / genaam of erfgenaame en dat van alle / hunne na te laatene en metterdood / te ontruijmene goederen zonder uitzonde / ring van een penning of ligplaats, en / dat om met alle dezelve goederen te / doen en handelen als met vrij eigen / goed zonder tegenzeggen van iemand / onder deze conditie(?) nochtans dat / de langstleevende van hun beijde verplicht zal zijn de / kind of kinderen int dit hun compa / ranten huwelijk te verwekken, op te / voeden en alimenteeren tot hunnen / mondigen dage eerder huwelijk ofte / anderen geapprobeerden staat of / staaten en alsdan aan dezelve uit / te keeren zodanige sommen van penningen / als naar staat en gelegendheid des boedels / door de langstleevende in goede contanten / zal bevonden worden te belooven daar / inne den voorsz kind of kinderen / institueerende bij en over deze (marge: in voldoening van dezelver legitieme portie) //
en verklaarde zij comparanten / tot voogd of voogdese over hunne na / te latene kind of kinderen aan te / stellen bij en voor deeze de langstleevende / van hun beijde en zulks met alle zodanige / macht en gezag als aan voogden na / rechten eenigzints kan worden gegeeven /sluitende zij testateuren, behoudens hun / behoorlijken eerbied, uit hunnen boedel / nalatenschap alle heeren oppervoogden, weeskameren / en weesmeesteren en alle andere collegien / en perzoonen (welke, indien zij compa / ranten deeze voorziening niet hadde / gedaan, in hunnen boedel eenig ge / zagh zoude kunnen of mogen uit / oefenen) bij en door deeze, /
Alle het voorschrevene aan de testa / teuren duidelijk en woordelijk voorge / leezen zijnde, en voor hun verklaard weezende // wel verstaan te zijn en dies / het zelve te houden voor hunnen laatste / en eenigste uitterste wille, begeerende / het zelve daar voor effect te sorteeren / zal al was het dat daarinne eenige / ommissien mogten gevonden werden, waar / omtrent zij comparanten verzoeken / het uitterste beneficie te mogen / genieten /
Aldus gedaen en gepasseert ten / woonhuijze van de comparanten / des namiddags omtrent / vijff uuren, ter presentie van Cornelis / Janssen en Arnoldus Janssen / als getuigen, lieden / van geloove welke mij, Notaris / geaffirmeert hebben de comparan/ ten bekanten zij als zij zig in / het hoofd deeses hebben // genoemd en in welke bij weezende / comparanten verklaard hebben be / needen de Duijzend Guldens gegoed / te zijn.
Willem Lemmes
Dit merk + stelde Dingena Houtepen verklaarende niet anders te kunnen schrijven,ons present
Cornelis Janssen
Dit merk+ stelde Arnoldus Janssen verklaarende niet anders te kunnen schrijven
A.Q.Hoink van Papendrecht
 

GAB N.1407, a57,  01-06-1840

  • Akte van geldlening en hypotheekstelling ten laste van Christiaan Houtepen en ten behoeve van Pieter van Bragt tot zekerheid voor een schuld uit geldlening, groot duizend gulden.
Op heden, den eersten Junij achttien honderd veer/ tig, / compareerde voor Meester Laurentius Beens, openbaar / notaris, residerende te Breda, Hoofdplaats van het Arrondisse/ ment, Provincie Noord Brabant, in tegenwoordigheid van de na / genoemde getuigen /
Christiaan Houtepen, broodbakker, wonende te Breda / Dewelke bij deze tegenwoordige akte, tekende en verklaarde / wel en wettiglijk schuldig te zijn, aan Pieter van Bragt, Brood/ bakker, woonende te Breda, voor wien de heer Cornelis Franciscus / Michielsen, procureur, mede te Breda woonachtig en hier tegenwoor / dig, is accepterende, eene kapitale somme van Eenduizend gulden / Nederlandsch geld, spruitende uit hoofde van geleende gelden, door gezegde / crediteur ter gelijke somme aan den comparant debiteur in kontant  / geld verstrekt en bij hem ten zijne genoegen ontvangen en genoten, / zoo hij verklaarde, renuntierende overzulks aan de uitsluijt van onaan / getelden gelden /
De comparant debiteur belooft en verbindt zich, om voor de / voorschreven kapitale somme aan gemelden crediteur of wettigen / houder dezes, interessen te zullen betalen, tegen vijf ten honderd in het / jaar, te rekenen van heden af tot de daadwerkelijke aflossing en kwij / ting van het voormelde kapitaal; zijnde ten deze door voornoemden / heer Cornelis Franciscus Michielsen ten behoeve van den crediteur / wel uitdrukkelijk bedongen en door den comparant debiteur aange / nomen: /
Dat de voorschreven interessen altoos precies op den verschijn / dag zullen moeten worden aanbetaald of uiterlijk binnen veertien da / gen daarna; /
Dat de voldoening en aflossing van het kapitaal telken /jare zal moeten en ook kunnen plaats hebben, wanneer de crediteur / of comparant debiteur malkanderen over en weder drie maanden voor / den eerstkomenden verschijndag behoorlijke waarschuwing of op / zegging doen;
dat wanneer de comparant debiteur in de prompte aanbe / taling der interessen in voegen vermeld nalatig mogt blijven, de credi / teur alsdan het regt en de bevoegdheid zal hebben om het meergel/ de kapitaal dadelijk op te eischen en in te vorderen zonder aan jaarlijk/ schen verschijndag of aandrang voorafgaande waarschuwing ge / houden te zijn /
dat alle betalingen zoo van kapitaal als interessen zullen / moeten geschieden ten woonhuize of domicilie van de crediteur // in goed gouden of zilveren Nederlandschen muntspecien, ten dage / der betaling gangbaar zijnde en in geene mindere munten dan kwartguldens /
dat de comparant debiteur de hiena te verbinden gebouwen / zoo lang dit hypotheek bestaat zal verzekerd houden in eenen der / geaccrediteerde Brandwaarborg Maatschappijen en jaarlijks aan / gemelden crediteur doen blijken dat de verschuldigden kosten zijn aan / gezuiverd en betaald, terwijl hieraan niet voldaan wordende, deze Obli / gatie almede dadelijk zonder eenige opzegging zal kunnen worden / ingevorderd, en /
dat al de kosten dezer akte met de registratie hypothecaire / inschrijving die der handligting in cas van aflossing met de kwi / tantie, zoo als ook de kosten der gerechtelijke opzegging en des / noods ook die van uitwinning en alzoo alle kosten zonder uitzonde / ring, waartoe deze akte nu of in het vervolg zal aanleiding geven / altoos zullen komen ten laste van den comparant debiteur /
En tot zekerheid en waarborg van het voorschreven kapitaal / van een duizend gulden met de interessen en verdere stipulatien in  /deze vervat verbindt in hypotheek de comparant deselve bij deze / speciaal
Een huizinge, bakkerij, plein, hof en erve, met al de toebehoor / ten van  dien, gestaan en gelegen te Breda aan de Oostzijde van  / de Ginnekenstraat, genaamt het zeven gestel, gekwoteerd Wijk A / Nummer zes en zeventig, op den perceelsgewijzen kadastralen legger / dier gemeente bekend onder Sectie B, nummer elfhonderd negen en / veertig voor erf, ter grootte van eene roede en vier en zestig ellen, / en Nummer 1150, voor huis, bakkerij en erf, ter grootte van vier en / vijftig ellen, makende te zamen twee roeden en achttien ellen /
Den comparant debiteur in eigendom aangekomen bij koopkon / trakt, gepasseerd voor den Notaris Meester Johan Frans Christiaan / Joseph De Roij en getuigen te Breda den zeventienden Augustus / achttien honderd acht en dertig, behoorlijk geregistreerd en overge / schreven ten kantore van de Bewaring der Hypotheken te Breda / den twee en twintigsten daaraanvolgende in deel 161 nummer 29
De comparant debiteur verklaart met onderwerping aan / de straffe op bedrog bepaald dat het voorschreven vastgoed hem / alnog in eigendom toebehoort en consenteert dat tot conservatie / van dit hypotheek de behoorlijke inschrijving genomen wordt /
Waarvan acte En tot nakoming en uitvoering derzelve / kiezen de partijen domicilium ten hunne voorschreven woonhuizen /
Aldus gedaan en gepasseert te Breda op datum als // boven in tegenwoordigheid van Pieter van Trier, schoenmaker, en / Adrianus Reniers,  pasjementwerker, getuigen hiertoe verzocht en wonende / te Breda, dewelke na gedane voorlezing hebben geteekent met de compa / ranten en mij notaris
C Houtepen
Michielsen
P V Trier
A Reniers
 
 
Familiewapen Houtepen