De minnelijke schikking

Uiteindelijk komen partijen in 1665 tot een oplossing. Peeter Verlegh en zijn echtgenote zijn hierbij flink onder druk gezet. Uit een op 5 mei 1665 voor Johan Beeris, notaris te Breda, opgemaakte akte kan namelijk worden afgeleid dat er ter zake van de goederen te Rijen een openbare verkoop is geweest, waarbij Sr Johan van Rotterdam, notaris te Tilburg, als koper is opgetreden. In deze akte is voorts vermeld dat deze Van Rotterdam van Peeter Verlegh honderdvijftig gulden ontvangt als vergoeding voor de door deze gemaakte onkosten en daarbij afziet van de koop"met de brandeken kersken" van deze goederen (SAB N142 f306).

Op diezelfde dag, 5 mei 1665, wordt een minnelijke schikking bereikt tussen Jacques van Asten, als curator van het sterfhuis van Adriaen Verelst, en Peeter Verlegh te Rijen. Blijkens de daarvan door Johan Beeris, notaris te Breda, opgemaakte akte betrof het een geschil over "lasten ende servituijten die bij die van Thoor daerop gepretendeert was ende andere daertoe specterende". Deze lasten en servituijten hebben onder andere betrekking op het recht van inlogering, waarbij de Abdisse van Thorn of een lid van het kapittel en hun vertegenwoordigers het recht hebben om zonder enige vergoeding huisvesting te genieten bij elk bezoek aan Baarle en voorts gerechtigd waren om op de zolder de tiend-koren te bergen (Archief Thorn I:173, 6 vlgs. Taxandria jrg. 41, p.74). Welke andere problemen nog meer een rol hebben gespeeld blijkt uit de tekst van de akte van transactie.
In de schikking wordt bepaald dat Peeter de koop zal hebben te behouden tegen betaling van een koopsom van twaalfduizend tweehonderdvijftig gulden (ƒ12.250,00), voor de betaling waarvan zijn vader en schoonvader zich borg stellen. Voorts dient hij op zich te nemen het servituut en de rente van zestien loopen rogge per jaar ten behoeve van de Abdisse van Thorn met inbegrip van de verplichting om een rente te betalen aan de pastoor of kapelaan van Baerle, bestaande in drie loopen rogge, terwijl een nieuwe rente van twee veertelen rogge is bedongen ten behoeve van het begijntje Cathelijn van Doorn. Daarbij dient hij de verkoper en diens borgen te vrijwaren voor eventuele aanspraken ter zake van voormeld servituut en een mogelijk fidei commis. Ook Adriaen van Grinsven schikt zich en dient de huurovereenkomst te beeindigen, maar verkrijgt het recht op de oogst van het lopende seizoen voor zover daar sprake van is, terwijl Peeter hem ook een oxhooft wijn dan wel vijftig gulden dient te vergoeden.
Ten slotte wordt een regeling getroffen over de tot op dat moment gemaakte kosten: de erfgenamen Verelst dienen uit de kooppenningen de kosten van hun advocaat Johan van Laerhoven en de procureur Johan Beeris te voldoen, terwijl het restant aan Peeter van Beeck uitgekeerd dient te worden ter aflossing op wat hij van hen pretendeert te kunnen vorderen; de executiekosten van de vestgoederen te Rijen komen voor rekening van Peeter, de executiekosten van de goederen te Baarle voor rekening van de kinderen Verelst, terwijl de kosten van het minnelijk akkoord bij helfte door beide partijen gedragen worden (SAB N142 f303 en GA Turnhout, SOHT, f119). Het is daarom begrijpelijk dat Peeter Verlegh, indien hij niet volledig op de hoogte is gesteld van deze lasten, niet is op komen dagen bij het vesten van de goederen en niet bereid was om de (volledige) koopsom te betalen.

Lees hieronder meer over Slot Bruheze:

Familiewapen Houtepen
De minnelijke schikking