Vreemdelingenlegioen

Frans Janssen besteedt op zijn nieuwste website https://nllegioen.eu/ en zijn oudere website http://www.kwaak99.demon.nl aandacht aan de Nederlanders, die tussen 1831 en 1962 deel hebben uitgemaakt van het Légion Etrangère, het Franse vreemdelingenlegioen. Uit zijn gegevens heb ik het volgende artikel samengesteld.

Frederic David Houtepen en Jan Houtepen, beiden uit de stam Rucphen, zijn in 1911 en 1910 Gent (België) geboren uit Nederlandse ouders. Hun vader overleed in 1914 met achterlating van zijn echtgenote en vier kinderen van jonge leeftijd, drie jongens en een meisje. Het oudste kind betreft de Robert Justinus Houtepen (1905), aan wie ik onder het tabblad "eigen aardigheden" het artikel "gevallen in de tweede wereldoorlog" heb gewijd.

Frederic David zou in 1930 of 1931 zijn toegetreden tot het Legioen, hij was toen ongeveer 20 jaar oud. Er was toen grote werkloosheid in Nederland, terwijl de verdiensten bij het Legioen goed waren. Op de site wordt melding gemaakt van een dagboek dat Frederic David Houtepen heeft bijgehouden in de periode dat hij deel uitmaakte van het Legioen en dat nu kennelijk bij het Nationaal Archief in Den Haag in bewaring is gegeven. Hieruit blijkt dat hij en zijn broer deel uit maakte van het muziekkorps van het Régiment d'infanterie de la Légion étrangère (RIE). Muziek werd in het Legioen erg serieus genomen, bijna ieder Regiment had zijn eigen kapel en het 1e Regiment zelfs een symfonieorkest.

Frederic schreef hierover in zijn dagboek: “Toen ik een paar jaar in Syrië was, werd er het 6e Regiment van het Vreemdelingen Legioen opgericht en kon ik mij melden voor het muziekkorps. Daar was de dienst heel wat lichter en de tucht minder streng. Na de dienst konden wij de stad ingaan naar de cafés, eethuizen en bioscopen. Het leven was nu heel wat prettiger.”  Omstandigheden schenen echter te verschillen per eenheid. Enkele jaren later kwam F.D. Houtepen bij het korps van het 1e regiment in Sidi Bel Abbes: “De kapelmeester was een Franse kapitein, een echte tiran zoals zoveel kapelmeesters. Hij behandelde de muzikanten, waaronder vele eerste prijzen van Europese muziekscholen, op een minderwaardige manier. Hij had steeds een sigarettenpeukje in de mond en spuwde het eens in het gezicht van een muzikant die hij tijdens de repetitie op een fout betrapte. Hij gebruikte de gemeenste beledigingen om de muzikanten te vernederen en klein te krijgen. Op het repertoire kwamen de moeilijkste stukken voor en de concerten waren af.”

Het gevolg van het in het dienst treden van het Franse Vreemdelingenlegioen was dat hij daardoor automatisch zijn Nederlanderschap verloor en stateloos werd. In artikel 7 onder 4 van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap van 12 December 1892 is namelijk het volgende bepaald: “Nederlanderschap wordt verloren door zonder Ons verlof zich te begeven in vreemde krijgs- of staatsdienst”. De wapenspreuk van het Vreemdelingenlegioen is overigens "LEGIO PATRIA NOSTRA" wat "Het legioen is ons vaderland" betekent, hetgeen in dit verband wel toepasselijk is. Stateloze Nederlanders konden hun Nederlandse nationaliteit terugkrijgen door een verzoek in te dienen tot naturalisatie of door het in dienst treden bij het Nederlandse leger. Dit zou blijken uit een Koninklijk Besluit van 30 juni 1944, gepubliceerd in het staatsblad van 4 september 1944, waarvan ik de tekst echter nog niet heb gevonden.

In mei 1943, na het einde van de strijd van de geallieerden in Tunesië, begint de Nederlandse regering een actieve rekruteringscampagne (Rekrutering Noord-Afrika) om legionairs van Nederlandse afkomst uit het Franse Vreemdelingenlegioen ontslagen te krijgen, zodat deze in dienst kunnen treden van de Nederlandse strijdkrachten in aanloop naar D-day. Uiteindelijk werden na veel inspanningen, aangezien de Franse autoriteiten niet bijzonder veel medewerking verlenen, ongeveer 70 legionairs uit het Legioen ontslagen om dienst nemen in het Nederlandse leger in Engeland. Voor zover tot nu toe bekend worden deze Legionairs bijna allen ingedeeld bij Gevechtsgroep III, met name het tweede peloton van onder bevel van de uit Zuid-Afrika afkomstige luitenant Cornelis Buisman. F.D. Houtepen vertrekt op 28 november 1943 naar Engeland en wordt daar ingedeeld bij het derde peloton sectie 8 Infanterie van de Koninklijke Nederlandse Brigade "Prinses Irene". Hij wordt op 14 februari 1944 gerekruteerd als nummer 14.

Volgens Frans Janssen bestaat er een lijst met als kop “Recht op vrijlating hebbende Nederlandsche Legionairs in het Legioen vastgehouden”, waarop de volgende legionairs van Nederlandse herkomst staan vermeld: "Fecken, Hogeslag, Houtepen (Jan), Husson, Ipenburg, Herman Kardurk alias Hermann Karduck, Nieuwenhuysen, Scholten en Sijstermans." Ook de een jaar oudere broer van Frederic Houtepen, Jan Houtepen, was dus tot het Legioen toegetreden! Dit zorgde samen met de door het Legioen gebruikte foute spelling van de achternaam "HARTEPEN" voor nogal wat verwarring, wat de ontslag procedure vertraagde.

Na de oorlog kreeg Frederic Houtepen een baan als burger bij het Ministerie van Defensie.

 

Familiewapen Houtepen